ECLI:NL:CBB:2018:591
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Herziening van fosfaatrechten in het kader van de Meststoffenwet en de vraag of jongvleesvee tot melkvee behoort
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 12 november 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de herziening van fosfaatrechten, vastgesteld door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De verzoeker, een landbouwer, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van 13 september 2018, waarin zijn fosfaatrecht werd herzien van 1.093 kilogram naar 543 kilogram. De verzoeker stelde dat de herziening onterecht was, omdat jongvleesvee volgens hem ook onder het melkvee valt en hij daardoor onvoldoende fosfaatrechten zou hebben om zijn veestapel te kunnen houden.
De voorzieningenrechter overwoog dat de minister op basis van de Meststoffenwet (Msw) bevoegd is om fosfaatrechten te herzien, vooral gezien de gewijzigde wetsuitleg die stelt dat jongvee dat niet voor de melkproductie wordt gehouden, geen fosfaatrechten nodig heeft. De rechter benadrukte dat zijn oordeel voorlopig is en dat de bodemrechter niet aan deze uitspraak gebonden is. De voorzieningenrechter concludeerde dat de herziening van de fosfaatrechten niet evident onrechtmatig is en dat schorsing van het herzieningsbesluit de situatie van de verzoeker niet zou verbeteren.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de verzoeker zijn bedrijfsvoering kan aanpassen om aan de wetgeving te voldoen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was.