ECLI:NL:CBB:2018:58
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- R.R. Winter
- E.R. Eggeraat
- W. den Ouden
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van subsidies en de motivering van de bestuursorgaan
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 april 2018, betreft de zaak de terugvordering van subsidies door de minister van Economische Zaken en Klimaat van de besloten vennootschap [naam 2] B.V., die in faillissement verkeert. De minister had eerder subsidies verstrekt voor verschillende projecten, waaronder het Uitdagerskrediet en Innovatiekredieten. Na de faillietverklaring van [naam 2] op 23 januari 2015, heeft de minister besloten de subsidies in te trekken en terug te vorderen, omdat [naam 2] niet meer aan haar verplichtingen kon voldoen. Appellant, de curator van [naam 2], heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de subsidies alleen teruggevorderd moeten worden als het gesubsidieerde project technisch is geslaagd. Het College oordeelt dat de minister in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot terugvordering gebruik heeft kunnen maken, gezien de omstandigheden van het faillissement. Het College wijst erop dat de minister niet verplicht was om de subsidierelatie in stand te houden en dat de terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidies gerechtvaardigd is. Echter, het College vernietigt het besluit voor zover het betreft de gevorderde rente, omdat hiervoor geen specifieke publiekrechtelijke grondslag is aangetoond. Het College draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.002,- en moet het betaalde griffierecht van € 168,- aan appellant worden vergoed.