ECLI:NL:CBB:2018:563
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.R. Winter
- E.R. Eggeraat
- I.M. Ludwig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de subsidievaststelling en terugvordering van voorschotten in het kader van de Subsidieregeling energie en innovatie
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 oktober 2018, wordt de zaak behandeld van [naam 1] B.V. tegen de minister van Economische Zaken. De minister had op 5 december 2016 de subsidie voor de appellante vastgesteld op nihil en een bedrag van € 936.000,- aan voorschotten teruggevorderd, omdat de gesubsidieerde activiteiten niet hadden plaatsgevonden. Appellante had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. De appellante heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank overweegt dat de minister bevoegd was om de subsidie ambtshalve vast te stellen, omdat appellante geen aanvraag tot subsidievaststelling had ingediend binnen de gestelde termijn. De appellante had haar aanvraag uiterlijk dertien weken na de einddatum van het project moeten indienen, maar dit was niet gebeurd. De rechtbank stelt vast dat de activiteiten waarvoor de subsidie was verleend, niet hebben plaatsgevonden, en dat de appellante niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
De rechtbank concludeert dat de minister in redelijkheid de subsidie op nihil heeft kunnen vaststellen en dat de terugvordering van de voorschotten gerechtvaardigd is. De appellante had betoogd dat zij bedrijfsmatig verstandig had gehandeld door het project te wijzigen, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen aanleiding geeft om van terugvordering af te zien. Het beroep van de appellante wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.