3.2.1Ten tijde van de subsidieverlening luidde artikel 42 van het Kaderbesluit, voor zover thans van belang, als volgt.
“ 1 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een subsidie wordt verstrekt met de verplichting dat de subsidie-ontvanger de verstrekte subsidie volgens een in de beschikking tot subsidieverlening vastgelegd schema terugbetaalt aan Onze Minister. In dat geval wordt in de ministeriële regeling geregeld wanneer en onder welke voorwaarden de subsidie wordt terugbetaald.
(...)
3 De subsidie-ontvanger kan Onze Minister tot het tijdstip waarop een aanvraag tot subsidievaststelling is ingediend, verzoeken om ontheffing te verlenen van de verplichting de verstrekte subsidie, inclusief eventuele rente of opslag, terug te betalen.
4 De ontheffing, bedoeld in het derde lid, kan worden verleend indien eerder een ontheffing is verleend voor het vertragen, essentieel wijzigen of stopzetten van de activiteiten in verband met onoverkomelijke problemen of het verloren gaan van het marktperspectief.
(...)”
3.2.2Bij besluit van 17 juli 2014 tot wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies in verband met de samenvoeging van de voormalige Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken (Stb. 2014, 309) is onder meer artikel 42 van het Kaderbesluit gewijzigd. De Nota van Toelichting bij het besluit van 27 juli 2014 bevat geen toelichting op deze wijziging. Het derde lid kwam te luiden:
“ 3. Onze Minister kan ontheffing verlenen van de verplichting de verstrekte subsidie, inclusief eventuele rente of opslag, terug te betalen.”
3.2.3Bij Besluit van 4 december 2017 tot wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur op de terreinen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in verband met het herstel van technische gebreken en leemten alsmede het aanbrengen van andere wijzigingen van ondergeschikte aard (Staatsblad 2017, 502) is artikel 42, derde lid, van het Kaderbesluit wederom gewijzigd en kwam dit als volgt te luiden:
“ 3. Voor zover dit is toegestaan op grond van de toepasselijke Europese steunkaders en indien eerder een ontheffing is verleend voor het vertragen of essentieel wijzigen van de activiteiten in verband met onoverkomelijke problemen of het verloren gaan van het marktperspectief kan Onze Minister op verzoek van de subsidieontvanger voorafgaand aan de vaststelling van de subsidie ontheffing verlenen van de verplichting de verstrekte subsidie, inclusief eventuele rente of opslag, terug te betalen. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat ontheffing ook na het tijdstip van vaststelling van de subsidie kan worden verleend.”
De Nota van Toelichting luidt, voor zover hier van belang, als volgt.
“ Deze aanpassing betreft de mogelijkheid ontheffing te verlenen van een aan de subsidieverlening verbonden terugbetalingsverplichting. Met ingang van 20 augustus 2014 is artikel 42, derde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies gewijzigd. Het lid luidde voordien:
“De subsidie-ontvanger kan Onze Minister tot het tijdstip waarop een aanvraag tot subsidievaststelling is ingediend, verzoeken om ontheffing te verlenen van de verplichting de verstrekte subsidie, inclusief eventuele rente of opslag, terug te betalen.”
“Onze Minister kan ontheffing verlenen van de verplichting de verstrekte subsidie, inclusief eventuele rente of opslag, terug te betalen.”
Daarmee werd dus de bevoegdheid voor de subsidieontvanger om een aanvraag voor ontheffing in te dienen, vervangen door een bevoegdheid voor de minister om een ontheffing te verlenen. Blijkens de nota van toelichting (p. 15) werd ook niet meer beoogd dan deze aanpassing om de normadressaat zorgvuldiger te kiezen: “Deze onderdelen (de toelichting zag ook op andere wijzigingen) bevatten technische wijzigingen die geen beleidsinhoudelijke wijzigingen beogen en enkel dienen om de regelgeving begrijpelijker en leesbaarder te maken.” Maar abusievelijk is met deze aanpassing tevens de zinsnede “tot het tijdstip waarop een aanvraag tot subsidievaststelling is ingediend” vervallen.
Ook zonder deze zinsnede moet geconcludeerd worden dat het niet mogelijk is ontheffing te verlenen ná de vaststelling van de subsidie. Artikel 42, vierde lid, van het Kaderbesluit koppelt de mogelijkheid om ontheffing van de terugbetalingsverplichting te geven aan een eerdere ontheffing voor “het vertragen, essentieel wijzigen of stopzetten van de activiteiten”. Laatstgenoemde ontheffingsmogelijkheid wordt geregeld in artikel 37, derde lid, van het Kaderbesluit. Die bepaling heeft door de koppeling met het eerste lid van hetzelfde artikel alleen betrekking op situaties waarin er met een subsidieverlening wordt gewerkt en waarin dus een vaststelling aan het eind van de subsidieperiode wordt gegeven. Deze ontheffing kan dus naar zijn aard alleen worden gegeven vóór de subsidievaststelling. De toelichting bij het oorspronkelijke artikel 42, derde lid, (met de clausule over het vóór de subsidievaststelling indienen van de ontheffingsaanvraag) bevatte de volgende passage: “Indien het project succesvol is afgerond, breekt de fase van commercialisatie aan. De risico's in deze fase worden niet door de subsidie afgedekt. Voor een project dat geslaagd is en in principe een goed marktperspectief heeft, zal de verleende subsidie moeten worden terugbetaald, ook als de fase van commercialisatie niet succesvol verloopt.” Hieruit blijkt dus duidelijk dat de begrenzing tot de periode tot de subsidievaststelling bewust is opgenomen en ook als een logisch uitvloeisel kan worden gezien van de aard van de subsidie. Subsidie wordt verleend voor bepaalde activiteiten. Als er iets met die activiteiten mis gaat, kan er een ontheffing worden verleend en moet ook de terugbetalingsverplichting daar geen betrekking meer op hebben. Maar gaat het om iets wat ná de subsidieperiode plaatsvindt (in de commercialisatiefase) en dus geen betrekking heeft op de gesubsidieerde activiteiten, dan kan dit naar zijn aard geen betrekking hebben op de subsidierelatie en de daaraan verbonden terugbetalingsverplichting. In zoverre was het schrappen van de clausule "tot de vaststelling" inderdaad een technische, niet-beleidsinhoudelijke wijziging.
Het bovenstaande laat onverlet dat het schrappen van de clausule in 2014 wel enige onduidelijkheid heeft opgeleverd. Om die reden is met onderhavige wijziging weer expliciet bepaald dat de ontheffing tót de vaststelling van de subsidie kan worden verleend.”