In deze zaak gaat het om de uitbetaling van betalingsrechten en vergroeningsbetalingen voor het jaar 2016 aan appellante, een vennootschap onder firma. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de aanvraag van appellante om uitbetaling van deze rechten afgewezen, omdat het totaalbedrag lager was dan de vereiste € 500,-. Appellante heeft bezwaar gemaakt en het bestreden besluit heeft geleid tot een gedeeltelijke toewijzing van € 2.521,22. Appellante heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij meent dat er ten onrechte geen rekening is gehouden met de overdracht van betalingsrechten van haar verhuurder. De zaak is behandeld op 5 september 2018, waarbij beide partijen zich hebben laten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechters hebben overwogen dat appellante niet tijdig melding heeft gemaakt van de overdracht van de betalingsrechten en dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de uitbetaling is gebaseerd op het aantal betalingsrechten waarover appellante daadwerkelijk beschikt. De rechters hebben geconcludeerd dat de minister de hoogte van de uitbetaling terecht heeft vastgesteld en dat het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 oktober 2018.