ECLI:NL:CBB:2018:495
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep in tuchtrechtspraak accountants
In deze zaak heeft drs. [naam 1] uit [plaats] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de accountantskamer van 30 maart 2018. De accountantskamer had in die uitspraak het beroep niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 43c, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra). De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat appellant niet tijdig de gronden van het hoger beroep had ingediend, ondanks dat hij daartoe was uitgenodigd via een griffiersbrief op 14 mei 2018. Appellant diende pas op 14 juni 2018 zijn gronden in, wat te laat was volgens de accountantskamer.
Echter, in het verzet dat appellant heeft ingediend tegen de uitspraak van 3 juli 2018, heeft hij terecht aangevoerd dat zijn beroepschrift van 9 mei 2018 wel degelijk een hogerberoepsgrond bevatte. Dit argument werd door het College van Beroep voor het bedrijfsleven geaccepteerd, waardoor het verzet gegrond werd verklaard. De uitspraak van 3 juli 2018 werd daarmee vernietigd en de behandeling van de zaak werd voortgezet.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 4 september 2018, waarbij de rechters T.G.M. Simons, R.W.L. Koopmans en H.S.J. Albers aanwezig waren. De griffier, R. van Cuilenborg, was ook aanwezig bij de uitspraak, die openbaar werd uitgesproken.