ECLI:NL:CBB:2018:479
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en besluitvorming over meldingen in het kader van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveehouder en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van fosfaatrechten. De appellante had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar fosfaatrechten op 3.590 kg, zoals vastgesteld bij besluit van 5 januari 2018. Daarnaast had zij op 31 maart 2018 een melding gedaan van bijzondere omstandigheden, waarop zij een beslissing verlangde. De appellante stelde dat de minister niet alleen over de fosfaatrechten, maar ook over de melding moest beslissen, los van elkaar. De minister had echter aangegeven dat de beslissing over de melding onderdeel uitmaakte van de lopende bezwaarprocedure.
Tijdens de zitting op 7 augustus 2018 werd duidelijk dat de appellante van mening was dat de melding een aanvraag tot verhoging van haar fosfaatrecht inhield, en dat de minister niet tijdig had beslist. De appellante beriep zich op de Algemene wet bestuursrecht, waarin staat dat als er niet tijdig op een aanvraag wordt beslist, beroep kan worden ingesteld. Het College oordeelde echter dat de melding en de vaststelling van het fosfaatrecht niet los van elkaar kunnen worden gezien. De melding was een onderdeel van de bezwaarprocedure en de minister was niet in gebreke gebleven.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van de appellante niet-ontvankelijk, omdat zij niet had aangetoond dat er een overschrijding van de beslistermijn had plaatsgevonden en omdat er geen aparte besluitvorming over de melding nodig was. De uitspraak werd gedaan door mr. R.C. Stam, met mr. M.P.A. DeKoninck als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 14 augustus 2018.