Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 september 2018 in de zaken tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellant,
burgemeester en wethouders van Almere, verweerders
derde-partijheeft aan het geding deelgenomen: [naam 2] h.o.d.n. [naam 3] (hierna: [naam 3] ), te [plaats] ,
Procesverloop
Overwegingen
niet-ontvankelijk te verklaren. Daartoe heeft de commissie overwogen dat in het primaire besluit II wordt verwezen naar het besluit tot ontheffing van de openingstijden van [naam 3] en appellant binnen twee weken tegen dit besluit bezwaar had kunnen maken. Aangezien appellant achterwege heeft gelaten om binnen deze termijn bezwaar aan te tekenen, dient het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te worden verklaard. De commissie heeft verweerders verder geadviseerd het bezwaar van appellant tegen het primaire besluit II ongegrond te verklaren. Daartoe heeft de commissie - samengevat weergegeven - overwogen dat verweerders de ontheffing op verzoek aan [naam 3] hebben verleend en het verzoek is getoetst aan de woon- en leefsituatie en de openbare orde in de omgeving van [naam 3] . De politie monitort de onderhavige omgeving en heeft aan verweerders laten weten dat zich recentelijk geen situaties hebben voorgedaan, waarbij de woon- en leefsituatie of de openbare orde in de omgeving van de winkels op ontoelaatbare wijze nadelig is beïnvloed. Hierbij komt dat van opening buiten de ontheffingstijden onvoldoende is gebleken. Wat betreft het beroep van appellant op winstderving omdat binnen een straal van 100 meter twee avondwinkels zijn gevestigd merkt de commissie op dat verweerders geen afstandcriterium hanteren met betrekking tot avondwinkels. Ten aanzien van het betoog van appellant dat het primaire besluit I onbevoegd is genomen volgt de commissie verweerders in hun standpunt dat een onbevoegd genomen besluit kan worden aangemerkt als een rechtsgeldig besluit en daarbij verwezen naar uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 12 april 2006 (ECLI: NL:RVS:2006:AW1297). Met betrekking tot het tijdsverloop tussen het handhavingsverzoek en het primaire besluit II merkt de commissie op dat appellant via de dwangsomregeling een eerder besluit had kunnen afdwingen.
17 augustus 2016 op de hoogte is geraakt van het primaire besluit II had volgens vaste jurisprudentie binnen twee weken bezwaar moeten worden gemaakt.