In deze zaak heeft appellant, een schapenhouder, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de uitbetaling van de graasdierpremie voor het jaar 2015. Het primaire besluit, genomen op 9 juli 2016, weigerde de uitbetaling van de graasdierpremie op basis van een gewijzigde vaststelling van het aantal in aanmerking komende schapen. Bij het bestreden besluit van 13 februari 2017 werd het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep. De minister stelde dat 133 schapen niet voldeden aan de registratie-eisen van het I&R-systeem, waardoor deze niet voor de premie in aanmerking kwamen. Appellant betwistte deze beslissing en voerde aan dat hij niet voldoende was geïnformeerd over de registratie-eisen en dat de opgelegde administratieve sanctie onterecht was. Tijdens de zitting op 11 juni 2018 werd het onderzoek voortgezet, waarbij de rechters de argumenten van beide partijen in overweging namen. De rechtbank oordeelde dat de minister niet had voldaan aan de informatieplicht en dat appellant niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de onjuiste registratie van zijn schapen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de minister opgedragen het betaalde griffierecht aan appellant te vergoeden.