ECLI:NL:CBB:2018:430

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
28 augustus 2018
Zaaknummer
18/1109
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fosfaatrechten en de toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht

In deze zaak heeft appellante, C.V. uit [plaats], op 8 juni 2018 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister heeft op 23 juli 2018 de benodigde stukken ingezonden. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, onder toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt het College in staat om het onderzoek te sluiten zonder zitting, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is.

Het College overweegt dat de verenigbaarheid van het fosfaatrecht met artikel 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) een belangrijke factor is in de besluitvorming van de minister. De minister moet in het lopende bezwaar onderzoeken of de invoering van het fosfaatrechtenstelsel en de strikte toepassing van wettelijke knelgevallen in het individuele geval in strijd zijn met artikel 1 van het EVRM. Op 27 maart 2018 heeft de minister beslist op bezwaar, waarna appellante op 29 maart 2019 melding heeft gedaan van bijzondere omstandigheden. Het College oordeelt dat deze melding onderdeel uitmaakt van de beoordeling van het beroep, maar ziet geen reden om deze melding als een aanvraag voor een nieuw besluit te beschouwen, aangezien er al een aanvraag ligt.

Uiteindelijk verklaart het College het beroep niet-ontvankelijk, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 augustus 2018 door mr. R.C. Stam, met mr. M.P.A. DeKoninck als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 18/1109
16008
uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2018 in de zaak tussen

[naam] C.V., te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. J.J.J. de Rooij),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. C.L.G.M. van de Walle).

Procesverloop

Op 8 juni 2018 heeft appellante beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing. Verweerder heeft op 23 juli 2018 de stukken ingezonden.

Motivering

Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het College, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is. Het College ziet aanleiding om in deze procedure van deze bevoegdheid gebruik te maken en doet uitspraak zonder zitting. Daartoe overweegt het College als volgt.
Zoals het College eerder in zijn uitspraak van 2 mei 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:136) heeft overwogen, vormt de verenigbaarheid van het fosfaatrecht met artikel 1 van het EP een besliscomponent van verweerders besluitvorming en moet deze door hem in het lopende bezwaar worden betrokken. Verweerder zal in dat verband moeten nagaan of de invoering van het stelsel van fosfaatrechten en strikte toepassing van de wettelijke knelgevallen in het individuele geval strijd oplevert met artikel 1 van het EP.
Verweerder heeft op 27 maart 2018 beslist op bezwaar. Appellante heeft hierna op
29 maart 2019 melding gedaan van bijzondere omstandigheden. In lijn met hetgeen overwogen in vorengenoemde uitspraak van het College, vormt de melding van bijzondere omstandigheden van appellante daarmee onderdeel van de beoordeling van het beroep. Het College ziet geen reden om de melding van appellante van bijzondere omstandigheden te lezen als een aanvraag om een besluit te nemen, nu een dergelijke aanvraag er al ligt. Daarom zal het College het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Voor een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.

Beslissing

Het College
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam in aanwezigheid van mr. M.P.A. DeKoninck als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2018.
R.C. Stam M.P.A. DeKoninck
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij het College. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.