ECLI:NL:CBB:2018:425
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.C. Stam
- M.P.A. DeKoninck
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de toepassing van de Meststoffenwet in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om de fosfaatrechten van een appellante, vastgesteld door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Bij besluit van 3 januari 2018 zijn de fosfaatrechten van de appellante vastgesteld op 7.2.31 kg. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en op 11 januari 2018 een melding gedaan van bijzondere omstandigheden op basis van artikel 23, zesde lid, van de Meststoffenwet. Op 23 mei 2018 heeft zij beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op deze melding. Op 30 juli 2018 heeft de minister echter besloten op het bezwaar en de fosfaatrechten vastgesteld op 7.843 kg.
De zitting vond plaats op 7 augustus 2018, waarbij appellante niet aanwezig was, maar de minister vertegenwoordigd werd door gemachtigden. De appellante stelde dat de melding een aanvraag tot verhoging van haar fosfaatrecht inhield, en dat de minister niet tijdig had beslist. Het College overweegt dat de melding en de beslissing over de fosfaatrechten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Artikel 23, zesde lid, van de Meststoffenwet verplicht de minister om onder bepaalde omstandigheden het fosfaatrecht te verhogen, maar deze beslissing maakt deel uit van de besluitvorming op het bezwaar tegen het eerdere besluit.
Het College concludeert dat er geen afzonderlijk beroep openstond tegen het uitblijven van een beslissing op de melding, omdat de beslissing op het bezwaar inmiddels was genomen. Daarom verklaart het College het beroep van appellante niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan op 14 augustus 2018.