In deze zaak heeft appellante, een onderneming, op 6 juli 2018 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar aanvraag van 6 februari 2018 met betrekking tot fosfaatrechten. De appellante had de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verzocht om een besluit te nemen, maar deze had tot op heden niet gereageerd. Appellante heeft de minister in gebreke gesteld en verzocht om vaststelling van de verbeurde dwangsom en om een beslissing op haar aanvraag met een dwangsom van € 5000,00 per week bij verzuim.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om het onderzoek te sluiten zonder zitting, omdat voortzetting van het onderzoek niet nodig werd geacht. Het College heeft vastgesteld dat de minister meer dan 42 dagen in gebreke was en heeft de maximale dwangsom van € 1.260,- vastgesteld. Tevens is bepaald dat de minister binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog moet beslissen op de aanvraag van appellante, met een dwangsom van € 100,00 per dag bij verzuim, tot een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft het College de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 247,50. De uitspraak is openbaar gedaan op 7 augustus 2018, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij het College.