ECLI:NL:CBB:2018:397
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Venekamp
- T. Pavićević
- J.A.W. Scholten-Hinloopen
- Rechtspraak.nl
Toewijzing betalingsrechten en de rol van private overeenkomsten in het GLB
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om de toewijzing van betalingsrechten op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Appellante, een vennootschap onder firma, heeft een beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het bezwaar van appellante tegen een eerdere toewijzing van betalingsrechten ongegrond werd verklaard. De minister had in zijn primaire besluit 57,14 betalingsrechten toegewezen, maar had daarbij een private overeenkomst tussen appellante en haar (schoon)vader niet betrokken.
De zaak draait om de vraag of de minister deze private overeenkomst terecht buiten beschouwing heeft gelaten. Appellante had in haar Gecombineerde opgave aangegeven dat zij percelen had gehuurd van haar (schoon)vader, maar er ontstond onduidelijkheid over het aantal percelen en de aard van de overeenkomst. De minister heeft appellante verzocht om de tegenstrijdigheden in de Gecombineerde opgaven te herstellen, maar appellante stelde dat zij deze verzoeken niet had ontvangen. Uiteindelijk heeft de minister de private overeenkomst niet meegenomen in de beslissing, omdat deze onvoldoende duidelijkheid bood over de toewijzing van de betalingsrechten.
De rechters hebben geoordeeld dat de minister terecht heeft gehandeld door de private overeenkomst niet te betrekken bij de toewijzing van de betalingsrechten. De onduidelijkheid in de Gecombineerde opgaven en de private overeenkomst was te groot om deze alsnog in de beoordeling te betrekken. Het beroep van appellante is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 31 juli 2018.