In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in het geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de afwijzing van de aanvraag van appellante voor uitbetaling van basis- en vergroeningsbetalingen voor het jaar 2016 op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat appellante niet als actieve landbouwer werd aangemerkt volgens artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1307/2013. Appellante, die als beherend vennoot van een landbouwbedrijf fungeert, heeft betoogd dat zij ten onrechte niet als actieve landbouwer is aangemerkt. De minister heeft echter gesteld dat appellante niet tijdig was ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel met een landbouwactiviteit als hoofdactiviteit, wat een vereiste is om in aanmerking te komen voor de GLB-inkomenssteun. Het College heeft geoordeeld dat de minister terecht heeft besloten dat appellante niet voldeed aan de eisen van de Uitvoeringsregeling, aangezien de inschrijving in het handelsregister pas na de peildatum was aangepast. Het beroep van appellante is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.