Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 juli 2018 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.Het feit dat Natuurmonumenten de grond middels een private overeenkomst aan appellant verhuurt maakt immers dat Natuurmonumenten geen landbouwer is op deze percelen
.Tot slot heeft appellant aangevoerd dat verweerder de artikelen 20 en 21 van de hierna te noemen Verordening 639/2014 en de artikelen 4 en 5 van de hierna te noemen Verordening 641/2014 niet juist uitvoert.
.Artikel 24, negende lid, van Verordening 1307/2013 bepaalt - voor zover hier van belang - dat een lidstaat kan besluiten een minimumgrootte per bedrijf te bepalen, uitgedrukt in subsidiabele hectaren, waarvoor de landbouwer een aanvraag tot toewijzing van betalingsrechten kan indienen. In artikel 2.6, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling is bepaald dat de minimumgrootte van het bedrijf waarvoor een landbouwer een aanvraag tot toewijzing van betalingsrechten kan indienen, bedoeld in artikel 24, negende lid, van Verordening 1307/2013 0,3 subsidiabele hectare is.
Beslissing
mede te ondertekenen