In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 juli 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een taxichauffeur wiens chauffeurskaart was geschorst. De schorsing was het gevolg van een snelheidsovertreding die de verzoeker op 30 mei 2018 had begaan, waarbij hij de maximumsnelheid met 58 km/u overschreed op een locatie waar wegwerkzaamheden plaatsvonden. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, verweerder in deze zaak, had op basis van het proces-verbaal van de politie het vermoeden dat de verzoeker niet meer voldeed aan de eisen voor het verkrijgen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). De verzoeker voerde aan dat de schorsing onzorgvuldig was en dat de overtreding een eenmalige misstap betrof, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de ernst van de overtreding en de rol van de verzoeker als taxichauffeur zwaarder wogen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de schorsing naar verwachting in bezwaar in stand zou blijven en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen aanleiding voor was.