ECLI:NL:CBB:2018:35

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
16/1091
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit minister van Landbouw inzake betalingsrechten GLB

In deze zaak heeft appellante, [naam 1] V.O.F., beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat op 28 april 2016 is genomen. Dit besluit betreft de aanvraag van appellante voor toewijzing van betalingsrechten op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Het bestreden besluit, dat op 17 oktober 2016 is genomen, verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond. Tijdens de zitting op 17 januari 2018 heeft de minister meegedeeld dat hij het bestreden besluit heeft herzien. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft onmiddellijk na de zitting mondeling uitspraak gedaan.

De uitspraak van het College verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Tevens wordt de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, rekening houdend met de uitspraak van het College. Daarnaast is de minister veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 168,- aan appellante en tot betaling van de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 751,50. Het College heeft de onrechtmatigheid van het bestreden besluit erkend, wat heeft geleid tot de gegrondverklaring van het beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 januari 2018.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 16/1091
5111
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2018 in de zaak tussen

[naam 1] V.O.F., te [plaats] , appellante

(gemachtigde: [naam 2] ),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Cromheecke).

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op de aanvraag van appellante om toewijzing van betalingsrechten op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.
Bij besluit van 17 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij schrijven van 2 januari 2018 meegedeeld dat hij heeft besloten om het bestreden besluit te herzien.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2018. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 751,50.

Overwegingen

1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de onrechtmatigheid van het bestreden besluit erkend. Het beroep is dus gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het College stelt hiervoor een termijn van acht weken.
3. Het College veroordeelt verweerder in de door appellante gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 751,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2018.
w.g. A. Venekamp w.g. J.B.C. van der Veer