In deze zaak heeft appellante, [naam 1] V.O.F., beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat op 28 april 2016 is genomen. Dit besluit betreft de aanvraag van appellante voor toewijzing van betalingsrechten op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Het bestreden besluit, dat op 17 oktober 2016 is genomen, verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond. Tijdens de zitting op 17 januari 2018 heeft de minister meegedeeld dat hij het bestreden besluit heeft herzien. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft onmiddellijk na de zitting mondeling uitspraak gedaan.
De uitspraak van het College verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Tevens wordt de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, rekening houdend met de uitspraak van het College. Daarnaast is de minister veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 168,- aan appellante en tot betaling van de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 751,50. Het College heeft de onrechtmatigheid van het bestreden besluit erkend, wat heeft geleid tot de gegrondverklaring van het beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 januari 2018.