ECLI:NL:CBB:2018:34

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
16/1023
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit minister van Landbouw inzake betalingsrechten GLB

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 januari 2018 een mondelinge uitspraak gedaan in het beroep van een actieve landbouwer tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellant had een aanvraag ingediend voor toewijzing van betalingsrechten op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Het primaire besluit van de minister, gedateerd op 1 maart 2016, was negatief, en het bezwaar van de appellant tegen dit besluit werd bij het bestreden besluit van 29 september 2016 ongegrond verklaard.

De appellant heeft hiertegen beroep ingesteld, maar verscheen niet ter zitting. De minister heeft echter op 2 januari 2018 laten weten het bestreden besluit te herzien. Tijdens de zitting op 17 januari 2018 heeft het College onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. Het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 168,- en de proceskosten van de appellant, vastgesteld op € 501,-.

Het College heeft in zijn overwegingen erkend dat de minister de onrechtmatigheid van het bestreden besluit heeft erkend, wat leidde tot de gegrondverklaring van het beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 16/1023
5111
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2018 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] , appellant

(gemachtigde: [naam 2] ),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Cromheecke).

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op de aanvraag van appellant om toewijzing van betalingsrechten op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.
Bij besluit van 29 september 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij schrijven van 2 januari 2018 meegedeeld dat hij heeft besloten om het bestreden besluit te herzien.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2018. Appellant en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan appellant te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 501,-.

Overwegingen

1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de onrechtmatigheid van het bestreden besluit erkend. Het beroep is dus gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het College stelt hiervoor een termijn van acht weken.
4. Het College veroordeelt verweerder in de door appellant gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 501,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2018.
w.g. A. Venekamp w.g. J.B.C. van der Veer