In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 januari 2018 een mondelinge uitspraak gedaan in het beroep van een actieve landbouwer tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellant had een aanvraag ingediend voor toewijzing van betalingsrechten op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Het primaire besluit van de minister, gedateerd op 1 maart 2016, was negatief, en het bezwaar van de appellant tegen dit besluit werd bij het bestreden besluit van 29 september 2016 ongegrond verklaard.
De appellant heeft hiertegen beroep ingesteld, maar verscheen niet ter zitting. De minister heeft echter op 2 januari 2018 laten weten het bestreden besluit te herzien. Tijdens de zitting op 17 januari 2018 heeft het College onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. Het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 168,- en de proceskosten van de appellant, vastgesteld op € 501,-.
Het College heeft in zijn overwegingen erkend dat de minister de onrechtmatigheid van het bestreden besluit heeft erkend, wat leidde tot de gegrondverklaring van het beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.