In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante, een actieve landbouwer, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellante had een aanvraag ingediend voor toewijzing van betalingsrechten op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Het primaire besluit van de minister, genomen op 18 april 2016, wees deze aanvraag af. Na een bezwaarprocedure verklaarde de minister op 27 september 2016 het bezwaar ongegrond. Hierop heeft appellante beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.
Tijdens de zitting op 17 januari 2018 is appellante, ondanks een bericht van verhindering, niet verschenen, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. Het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 334,- en de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 501,-.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van griffier mr. J.B.C. van der Veer, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Het College heeft in zijn overwegingen de onrechtmatigheid van het bestreden besluit erkend en benadrukt dat de minister een nieuw besluit moet nemen binnen de gestelde termijn.