ECLI:NL:CBB:2018:32

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
16/894
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit minister van Landbouw inzake betalingsrechten GLB

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante, een actieve landbouwer, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellante had een aanvraag ingediend voor toewijzing van betalingsrechten op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Het primaire besluit van de minister, genomen op 18 april 2016, wees deze aanvraag af. Na een bezwaarprocedure verklaarde de minister op 27 september 2016 het bezwaar ongegrond. Hierop heeft appellante beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.

Tijdens de zitting op 17 januari 2018 is appellante, ondanks een bericht van verhindering, niet verschenen, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. Het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 334,- en de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 501,-.

De uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van griffier mr. J.B.C. van der Veer, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Het College heeft in zijn overwegingen de onrechtmatigheid van het bestreden besluit erkend en benadrukt dat de minister een nieuw besluit moet nemen binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 16/894
5111
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2018 in de zaak tussen

Mts. [naam 1] , te [plaats] , appellante,

(gemachtigde: [naam 2] ),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Cromheecke).

Procesverloop

Bij besluit van 18 april 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op de aanvraag van appellante om toewijzing van betalingsrechten op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.
Bij besluit van 27 september 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij schrijven van 2 januari 2018 meegedeeld dat hij heeft besloten om het bestreden besluit te herzien.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2018.
Appellante en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 501,-.

Overwegingen

1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de onrechtmatigheid van het bestreden besluit erkend. Het beroep is dus gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het College stelt hiervoor een termijn van acht weken.
3. Het College veroordeelt verweerder in de door appellante gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 501,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2018.
w.g. A. Venekamp w.g. J.B.C. van der Veer