ECLI:NL:CBB:2018:303
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- T. Pavićević
- J.W.E. Pinckaers
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van betalingsrechten onder de GLB-regeling en geschil over subsidiabele oppervlaktes van landbouwpercelen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma (V.O.F.) en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de toewijzing van betalingsrechten op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. De appellante had in 2015 een Gecombineerde opgave ingediend voor de toewijzing van betalingsrechten en de uitbetaling van basis- en vergroeningsbetalingen voor 115 percelen landbouwgrond met een totale oppervlakte van 286,21 hectare. De minister had in een primair besluit van 21 april 2016 282,83 betalingsrechten toegewezen, maar na bezwaar van appellante werd dit aantal in een bestreden besluit van 9 maart 2017 verhoogd naar 283,03 betalingsrechten. In een wijzigingsbesluit van 1 december 2017 werd dit aantal verder verhoogd naar 285,61 betalingsrechten, omdat de percelen 59 en 60 alsnog als subsidiabel werden aangemerkt.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij zij aanvoerde dat de minister de subsidiabele oppervlaktes van verschillende percelen onjuist had vastgesteld. Het College heeft vastgesteld dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is, omdat de minister bij de toewijzing van de betalingsrechten niet de juiste subsidiabele oppervlaktes heeft gehanteerd. Het College heeft de besluiten van de minister vernietigd en hem opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 501,- en is het betaalde griffierecht van € 333,- aan appellante vergoed.