In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 22 juni 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een fokkerij die door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom opgelegd had gekregen. De primaire besluiten, genomen op 20 juni 2018, betroffen maatregelen wegens overtredingen van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om schorsing van de maatregelen. De voorzieningenrechter heeft op 21 juni 2018 de primaire besluiten geschorst tot de behandeling ter zitting.
Tijdens de zitting op 22 juni 2018 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat verzoekster slechts één dag had om de huisvesting van circa 100 honden op orde te maken, wat als onredelijk kort werd beschouwd. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster onvoldoende tijd had gekregen om aan de opgelegde maatregelen te voldoen, ondanks dat de maatregelen noodzakelijk en duidelijk waren. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de primaire besluiten te schorsen tot 29 juni 2018 om 12:00 uur en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.002,-.
De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn voor het voldoen aan bestuursdwangmaatregelen en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de omstandigheden ter plaatse. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat eerdere maatregelen effectief waren geweest, wat de beslissing om een voorlopige voorziening te treffen verder onderbouwde.