Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 januari 2018 op het hoger beroep van:
[appellant] AA, te [plaats 1] , appellant,
[klaagster] B.V., te [plaats 2] , klaagster,
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
.Appellant heeft op 4 juli 2014 een rapport uitgebracht aan de directie en enig aandeelhoudster [naam 2] ( [naam 2] ) van [naam 3] B.V. dat betrekking had op de indicatieve waardebepaling van [naam 4] B.V. ( [naam 4] ). De aanleiding voor het rapport was erin gelegen dat [naam 2] op 27 maart 2013 haar aandelen in [naam 4] en [naam 5] B.V. voor een bedrag van uiteindelijk in totaal € 310.000,- heeft overgedragen aan [naam 6] B.V.. Laatstgenoemde vennootschap is eigendom van haar ex-partner [naam 7] ( [naam 7] ) met wie zij ten tijde van de overdracht in scheiding lag. [naam 2] heeft zich nadien afgevraagd of de overdracht van de aandelen op eerlijke wijze is verlopen en heeft appellant verzocht om een indicatieve waardebepaling van [naam 4] te maken. Appellant heeft in zijn rapport geconcludeerd dat de aandelen van [naam 4] van [naam 2] op 31 december 2013 een waarde hadden van