ECLI:NL:CBB:2018:254
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake fosfaatrechten en de gevolgen voor een startend melkveebedrijf
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 juni 2018 uitspraak gedaan over verzoeken om voorlopige voorzieningen met betrekking tot fosfaatrechten. Verzoekster, een startend melkveebedrijf, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar fosfaatrecht was vastgesteld op 3.373 kilogram. Verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij extra fosfaatrechten nodig had om haar volledige productiecapaciteit te benutten.
De minister had eerder een ontheffing afgewezen en verzoekster had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat er inmiddels een hoorzitting was gepland en er op korte termijn een besluit zou worden genomen over de gewenste verhoging van de fosfaatrechten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeken om voorlopige voorzieningen moesten worden afgewezen, maar droeg de minister wel op om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de belangen van verzoekster en de wettelijke kaders rondom fosfaatrechten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gevraagde voorlopige voorziening geen zekerheid bood voor verzoekster, aangezien de fosfaatproductie over een jaar wordt gemeten en de gevolgen van het fosfaatrechtenstelsel pas later zichtbaar zouden zijn. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de proceskosten zijn vastgesteld op € 250,50.