ECLI:NL:CBB:2018:22
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- J.L.W. Aerts
- J.L. Verbeek
- F. van der Wel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de accountantskamer inzake de objectiviteit van een registeraccountant tijdens een zakelijke ontvlechting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een registeraccountant, appellant, tegen een uitspraak van de accountantskamer. De accountantskamer had op 18 november 2016 een klacht gegrond verklaard tegen appellant, die werkzaamheden had verricht in het kader van de zakelijke ontvlechting van twee aandeelhouders, [naam 3] en [naam 7]. De klacht betrof onder andere het niet schriftelijk vastleggen van de voorwaarden waaronder de werkzaamheden werden uitgevoerd en het niet onderkennen van tegenstrijdige belangen. Appellant had in hoger beroep vijf grieven aangevoerd, waarin hij betoogde dat zijn werkzaamheden onder de lopende opdrachtbevestigingen vielen en dat hij geen aanleiding had om te twijfelen aan de deskundigheid van [naam 3]. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat er inderdaad sprake was van een belangenconflict en dat appellant onvoldoende waarborgen had getroffen om de objectiviteit te waarborgen. Het College vernietigde de uitspraak van de accountantskamer, verklaarde de klacht in onderdelen a en b gegrond en legde appellant de maatregel van waarschuwing op. De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke vastlegging van werkzaamheden en het onderkennen van belangenconflicten in de accountancy.