ECLI:NL:CBB:2018:203
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Korting op bedrijfstoeslag 2010 wegens onjuiste opgave van oppervlakte
In deze zaak heeft appellante, een agrariër, beroep ingesteld tegen de beslissing van de staatssecretaris van Economische Zaken, die een korting op de bedrijfstoeslag voor het jaar 2010 had opgelegd. De korting was gebaseerd op een onjuiste opgave van de oppervlakte van gewaspercelen door appellante. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak behandeld, waarbij het procesverloop zich over meerdere jaren uitstrekte. De staatssecretaris had in eerdere besluiten de bedrijfstoeslag vastgesteld en gedeeltelijk herzien, maar appellante was het niet eens met de toegepaste korting.
Tijdens de zittingen is gebleken dat appellante 44 gewaspercelen had opgegeven met een totale oppervlakte van 83,26 hectare. De staatssecretaris had echter vastgesteld dat de subsidiabele oppervlakte lager was, wat leidde tot de korting. Het College heeft overwogen dat appellante niet kon aantonen dat zij geen schuld had aan de onjuiste opgave, aangezien zij op de hoogte was van de richtlijnen en informatie die door de staatssecretaris waren verstrekt. De informatie over de slotenmarge was duidelijk en appellante had de mogelijkheid om haar gegevens te controleren en aan te passen.
Het College heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond was en dat het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk werd verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de staatssecretaris al een vergoeding had toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 mei 2018.