In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft een randvoorwaardenkorting van 29% die door de minister is opgelegd op de rechtstreekse betalingen aan appellante voor het jaar 2015, vanwege het niet-emissiearm aanwenden van mest. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze korting, maar het bestreden besluit van de minister is ongegrond verklaard. De controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 25 juni 2015 heeft geleid tot de conclusie dat de mest niet op de juiste wijze was verwerkt. Appellante betwist de bevindingen van de toezichthouder en stelt dat zij niet in strijd heeft gehandeld met de regelgeving. Het College oordeelt dat de minister terecht de korting heeft opgelegd, omdat appellante niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit het Besluit gebruik meststoffen (Bgm). De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de randvoorwaarden voor het ontvangen van GLB-steun en bevestigt dat de opgelegde sancties niet als strafrechtelijk kunnen worden beschouwd. Het beroep van appellante is ongegrond verklaard.