ECLI:NL:CBB:2018:171
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen toewijzing betalingsrechten GLB en vaststelling subsidiabele oppervlakte perceel
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant, een landbouwer, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister waarin betalingsrechten voor het jaar 2015 werden toegewezen. Het primaire besluit, genomen op 31 maart 2016, kende de appellant betalingsrechten toe op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Echter, de appellant was het niet eens met de vastgestelde subsidiabele oppervlakte van zijn perceel 21, die door de minister op 0,84 hectare was vastgesteld, terwijl hij zelf 0,85 hectare had opgegeven.
Het College heeft vastgesteld dat de minister het bezwaar van de appellant gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond had verklaard in het bestreden besluit van 17 oktober 2016. De appellant heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 26 februari 2018 heeft de appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de minister ten onrechte de oppervlakte van perceel 21 had vastgesteld op 0,84 hectare. De minister heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de oppervlakte van het perceel niet als landbouwgrond kon worden aangemerkt vanwege verstruiking en dat de 2%-marge niet van toepassing was.
Het College heeft in zijn overwegingen geconcludeerd dat de minister terecht de oppervlakte van 0,84 hectare heeft vastgesteld. De appellant kon niet aantonen dat hij een oppervlakte van 0,85 hectare had opgegeven. Het College heeft de argumenten van de appellant niet gevolgd en heeft geoordeeld dat de minister de juiste procedure heeft gevolgd bij het vaststellen van de betalingsrechten. De uitspraak van het College is openbaar uitgesproken op 9 april 2018, waarbij het beroep van de appellant ongegrond is verklaard.