ECLI:NL:CBB:2018:164
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.R. Winter
- R.W.L. Koopmans
- W. den Ouden
- Rechtspraak.nl
Discretionaire bevoegdheid bij wijziging startdatum SDE+ subsidie voor windturbine na MEP-subsidie
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 28 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een B.V. en de minister van Economische Zaken over de wijziging van de startdatum van een SDE+ subsidie. De appellante had in 2014 een SDE+ subsidie aangevraagd voor de vervanging van een windturbine, die eerder een MEP-subsidie had ontvangen. De minister had het verzoek om de startdatum van de SDE+ subsidie te vervroegen afgewezen, met als argument dat de oude windturbine nog niet technisch noodzakelijk vervangen diende te worden binnen de termijn van tien jaar. De appellante stelde dat de wijziging van de startdatum in het belang van duurzame energieproductie was en dat de afwijzing in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat andere exploitanten wel een eerdere startdatum hadden gekregen.
Het College overwoog dat de minister discretionaire bevoegdheid had om de startdatum te wijzigen en dat hij deze bevoegdheid in redelijkheid had kunnen uitoefenen. De minister had daarbij rekening gehouden met de belangen van duurzame energieproductie en doelmatige aanwending van overheidsmiddelen. Het College concludeerde dat de minister niet onredelijk had gehandeld door de aanvraag af te wijzen, en dat de appellante niet had aangetoond dat er sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel. De uitspraak bevestigde dat de minister zijn vaste gedragslijn had gevolgd en dat de appellante niet in haar beroep kon worden ontvangen.