In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma (vof) en de Kamer van Koophandel. De zaak betreft de ambtshalve uitschrijving van de vof uit het handelsregister, waarbij de Kamer van Koophandel heeft gesteld dat de onderneming sinds 8 juli 2016 wordt gedreven door een derde-partij in de vorm van een eenmanszaak. De appellant, die ook vennoot is van de vof, heeft hiertegen beroep ingesteld. De vof was sinds 3 december 2013 ingeschreven in het handelsregister en verkeerde in liquidatie. De Kamer van Koophandel had eerder besloten tot uitschrijving van de vof, maar de appellant betwistte de rechtmatigheid van deze beslissing. Het College heeft vastgesteld dat er onvoldoende duidelijkheid bestond over de eigendom van de onderneming en dat de Kamer van Koophandel niet in redelijkheid kon besluiten tot uitschrijving van de vof. Het College heeft het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen, waarbij het de Kamer van Koophandel heeft veroordeeld in de proceskosten van de appellant.