1.5.Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van appellante afgewezen op grond van artikel 49 van de Wgb, omdat niet is vastgesteld dat bij de aangevraagde toepassingen de Permanent-Spuitbus geen schadelijke uitwerking op het milieu heeft. Uit de door verweerder gemaakte modelberekening volgt dat de werkzame stof permethrin de norm voor sedimentorganismen overschrijdt. Bij deze berekening is verweerder uitgegaan van de aanname dat een dierenverblijf wordt schoongemaakt en dat de niet-professionele gebruiker, anders dan de professionele gebruiker, het afvalwater zal lozen op de riolering of rechtstreeks op het oppervlaktewater. Volgens verweerder heeft de niet-professionele gebruiker geen andere mogelijkheden van lozing. Verder is verweerder bij gebrek aan adequate gegevens over de hoeveelheid permethrin die bij een schoonmaakbeurt daadwerkelijk in het afvalwater terechtkomt, uitgegaan van de volgende aannames:
- het behandelde oppervlak is 1 m²;
- permethrin is uiterst persistent en bij een schoonmaakbeurt dus nog volledig op het behandelde oppervlak aanwezig;
- zowel de wateroplosbare als de (b.v. aan stof) geabsorbeerde fractie permethrin komt in het waswater terecht;
- de matige oplosbaarheid van permethrin in water leidt er toe dat de actieve stof zich beter aan zuiveringsslib en sediment bindt.
Verweerder acht de uitgangspunten die door ENVIRON in het rapport voor de milieubeoordeling zijn gebruikt niet afdoende, onjuist of niet te verifiëren, zodat daaraan voorbij is gegaan.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Volgens verweerder ligt het in de rede dat, gezien de relatief geringe grootte van niet-professionele dierenverblijven, een niet-professionele gebruiker de ramen en raamkozijnen van zijn dierenverblijf regelmatig en de balken en plafonds van dit verblijf zo nu en dan nat zal reinigen, al dan niet met behulp van een hogedrukspuit. Daarbij zal, al dan niet rechtstreeks, emissie naar het oppervlaktewater plaatsvinden. Het standpunt van appellante dat een niet-professionele gebruiker geen raamkozijnen, ramen, balken en plafonds nat zal reinigen wordt niet als afdoende geaccepteerd. Gezien het persistente karakter van permethrin wordt, nu andersluidende, informatie ontbreekt, door verweerder verder uitgegaan van 100% beschikbaarheid van de dosering van de actieve stoffen per m² na 4 tot 6 weken. Appellante heeft geen informatie verstrekt die het mogelijk maakt om met andere aannames te rekenen. De gegevens uit het rapport van ENVIRON zijn niet verifieerbaar. Aan de door appellante in bezwaar overgelegde resultaten van een door haar uitgevoerde wipe test wordt eveneens voorbij gegaan. Volgens die test moet worden uitgegaan van een lagere beschikbaarheid van de dosering van de actieve stoffen. Echter, de reproduceerbaarheid van de testresultaten is onduidelijk en de werkelijke omstandigheden bij reiniging van een niet professioneel dierenverblijf zijn in deze test niet nagebootst. Indien verweerder uitgaat van de door ENVIRON gehanteerde waarden, zijn de vrachten bovendien nagenoeg even hoog als de door verweerder berekende vrachten. De door appellante voor het WG/GA voorgestelde waarschuwingsvoorschriften kunnen de emissie naar het oppervlaktewater onvoldoende tegenhouden, omdat deze voor de niet-professionele gebruiker niet naleefbaar zijn. Niet-professionele gebruikers kennen in het algemeen geen reële mogelijkheid van afvoer van mest en afvalwater anders dan afvoer al dan niet via het riool naar het oppervlaktewater. Wettelijke verplichtingen die voorzieningen eisen om afvoer van afvalwater naar de bodem en het oppervlaktewater te voorkomen, zijn er voorts niet. Ten aanzien van de bezwaargrond van appellante dat dergelijke waarschuwingsvoorschriften bij de middelen Tectonik Pour-on en Ecobuster wel zijn toegelaten, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van vergelijkbare gevallen. Bij het middel Tectonik Pour-on is sprake geweest van een ambtelijke vergissing waarbij bij de beoordeling ten onrechte niet is meegewogen dat het middel bij gebruik door niet-professionele gebruikers zonder mestput in het riool terecht kan komen. Het middel Ecobuster dient met een automatische sproei-installatie te worden toegepast. Niet-professionele gebruikers met een dergelijke sproei-installatie beschikken in het algemeen ook over een mestput voor mestafvoer.
3. Appellante heeft in beroep aangevoerd dat verweerder bij zijn modelberekening, waarop de bestreden afwijzing is gebaseerd, is uitgegaan van een aantal aannames die volgens appellante niet overeenkomen met de praktijk. Allereerst is het volgens appellante hoogst onwaarschijnlijk dat een niet-professionele gebruiker van de Permanent-Spuitbus de plaatsen waar hij het middel heeft toegepast, namelijk op ramen, raamkozijnen en plafonddelen, de plaatsen waar vliegen zich ophouden, met een hoge drukspuit schoonmaakt, omdat het de uitgevoerde behandeling teniet doet en sprake is van kapitaalvernietiging. De aanname van verweerder hieromtrent is derhalve onjuist. Appellante kan zich voorstellen dat in verblijven van hobbydieren de vloeren en muren tot een halve meter hoogte met regelmaat worden schoongespoten, maar niet dat dit ook daarboven gebeurt.Andere scenario’s zijn volgens appellante geen ‘
reasonably foreseeable use’ van de Permanent-Spuitbus. Ook de aanname van verweerder dat het afvalwater op de riolering of, al dan niet rechtstreeks, op het oppervlaktewater zal worden geloosd, is niet juist. In dat verband wijst appellante erop dat uit artikel 3.127 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) volgt dat elke vorm van het lozen van reinigingswater uit dierenverblijven op het vuilwaterriool niet is toegestaan, met uitzondering van lozingen waarbij het gehalte aan onopgeloste stoffen niet meer dan 300 milligram per liter bedraagt. Het standpunt van verweerder dat er voor niet-professionele gebruikers geen wettelijke verplichtingen gelden om afvoer van afvalwater naar de bodem en het oppervlaktewater te voorkomen, is daarom niet juist. Uit artikel 3.129, derde lid, van het Activiteitenbesluit volgt voorts dat het lozen van afvalwater op of in de bodem wel is toegestaan. Om te voldoen aan de norm van 300 milligram per liter aan onopgeloste bestanddelen is in vrijwel alle gevallen een slibvangput noodzakelijk. Vanwege de matige oplosbaarheid van permethrin in water en de sterke binding aan bijvoorbeeld zand en mestresten blijven afgespoelde middelresten achter in de slibvangput van het dierenverblijf. Deze resten komen dan niet in het riool terecht. Naar aanleiding van door verweerder geuite zorgen heeft appellante het WG/GA bovendien aangevuld met waarschuwingszinnen ter voorkoming van onjuist gebruik van de Permanent-Spuitbus. Hiermee wordt volgens appellante afdoende gegarandeerd dat permethrin niet in het oppervlaktewater terecht zal komen. Verweerder heeft dit miskend en weigert deze waarschuwingszinnen te betrekken in zijn risicobeoordeling, terwijl verweerder dergelijke waarschuwingszinnen wel heeft betrokken bij de beoordeling van de producten Tectonik Pour-on en Ecobuster.
5. Het College komt tot de volgende beoordeling.