ECLI:NL:CBB:2017:85

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
24 maart 2017
Zaaknummer
16/13
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening bedrijfstoeslag 2012 voor kerstbomen met geringe oppervlakteverschillen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 maart 2017 uitspraak gedaan in het geschil tussen Maatschap [naam] en de staatssecretaris van Economische Zaken over de bedrijfstoeslag voor het jaar 2012. De appellante had in haar Gecombineerde Opgave zeventien percelen met een totale oppervlakte van 23,64 ha opgegeven, waarvan perceel 16 was opgegeven als boomkwekerijgewassen voor 2,29 ha. Na een herbeoordeling door de staatssecretaris werd de subsidiabele oppervlakte van perceel 16 vastgesteld op 0,00 ha, wat leidde tot een verlaging van de bedrijfstoeslag van € 6.185,95 naar € 4.716,93. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 25 januari 2017 heeft de staatssecretaris zijn eerdere standpunt herzien en erkend dat de volledige oppervlakte van perceel 16 subsidiabele landbouwgrond is. Het College overwoog dat het verschil tussen de goedgekeurde en de opgegeven oppervlakte minder dan 0,1 ha bedraagt, waardoor de opgegeven oppervlakte voor uitbetaling in aanmerking komt. Het College heeft het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen, waardoor de appellante recht heeft op de volledige bedrijfstoeslag.

Daarnaast heeft het College de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 1.488,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop oppervlakteverschillen in de landbouwsubsidies worden behandeld.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 16/13
5101

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2017 in de zaak tussen

Maatschap [naam] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: ir. S. Boonstra),
en

de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.G. van Leeuwen en A. Aalmers).

Procesverloop

Bij besluit van 10 september 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de bedrijfstoeslag van appellante voor het jaar 2012 opnieuw vastgesteld.
Bij besluit van 9 december 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante gedeeltelijk gegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2017.
Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Appellante heeft in haar Gecombineerde Opgave van 2012 zeventien percelen met een totale oppervlakte van 23,64 ha voor betaling opgegeven, waarbij perceel 16 is opgegeven als boomkwekerijgewassen en vaste planten (gewascode 229) voor 2,29 ha. In het kader van de vaststelling bedrijfstoeslag 2012 heeft verweerder bij besluit van 31 januari 2013 perceel 16 goedgekeurd voor 2,29 ha. Aan appellante is in totaal een bedrijfstoeslag van € 6.185,95 uitbetaald.
2. Naar aanleiding van nieuwe gegevens heeft verweerder bij het primaire besluit de subsidiabele oppervlakte van perceel 16 op 0,00 ha vastgesteld en aan appellante, vanwege de onjuiste opgaaf van de oppervlakte van haar percelen, een sanctie opgelegd. Dit heeft geleid tot een verlaging van de bedrijfstoeslag tot € 4.716,93. Daarnaast heeft verweerder de oppervlakte van de percelen 3, 10 en 14 kleiner vastgesteld.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft de totaal goedgekeurde oppervlakte op 21,28 ha vastgesteld, de oplegging van een sanctie gehandhaafd en bedrijfstoeslag van appellante op
€ 4.733,27 bepaald.
4.1
Appellante voert aan dat verweerder de goedgekeurde oppervlakte van perceel 16 ten onrechte op 0,00 ha heeft gesteld. Op perceel 16 bevinden zich kerstbomen die niet in potten of containers worden geteeld. De stroken waar geen kerstbomen staan, zijn in ieder geval subsidiabel.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat perceel 16 in zijn geheel niet subsidiabel is omdat daarop kerstbomen worden geteeld. Omdat de beteelde delen niet subsidiabel zijn, geldt dat ook voor de onbeteelde trekkersporen/paden tussen de beteelde oppervlakten.
4.3
Het College overweegt als volgt. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat het eerder door hem ingenomen standpunt onjuist is en dat de volledige oppervlakte van perceel 16 subsidiabele landbouwgrond als bedoeld in artikel 34, tweede lid, aanhef en onder a, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (Verordening 73/2009) is. De totaal geconstateerde oppervlakte komt dan op 23,55 ha. Het verschil tussen de totale geconstateerde oppervlakte en de totale met het oog op betaling aangegeven oppervlakte is dan niet meer dan 0,1 ha, zodat op grond van artikel 57, derde lid, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (Verordening 1122/2009) de geconstateerde oppervlakte wordt geacht gelijk te zijn aan de aangegeven oppervlakte. Dit betekent dat de door appellante opgegeven oppervlakte geheel voor uitbetaling in aanmerking komt.
5. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 34, eerste en tweede lid, van Verordening 73/2009. Aangezien, zoals hiervoor overwogen, de door appellante opgegeven oppervlakte geheel voor uitbetaling in aanmerking komt, zal het College voorts zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen. Appellante heeft daarom geen belang meer bij een beoordeling van de vraag of verweerder de oppervlakte van de percelen 3, 10 en 14 correct heeft vastgesteld.
6. Het College veroordeelt verweerder in de door appellante in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1488,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het besluit van 10 september 2015;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1488,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, in aanwezigheid van mr. M.J. Boon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2017.
w.g. H.B. van Gijn w.g. M.J. Boon