Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2017 in de zaak tussen
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
31 maart 2015 3050 kg bedroeg.
18 augustus 2015 78.538 kg is en dat de verevening (maximaal 5,9%) 4.634 kg melkequivalent is, zodat de inningvrije hoeveelheid melkequivalent 83.172 kg bedraagt. Appellante heeft in totaal 94.784 kg melkequivalent verkocht of overgedragen, zodat zij het gebruiksquotum melkequivalent met 11.612 kg heeft overschreden. Hierdoor is zij een bedrag van € 3.231,62 (11.612 kg x € 27,83 per 100 kg) verschuldigd.
besluit 1 aannemelijk heeft gemaakt en dat geen sprake is van een situatie waarin aan de ontvangst van dit besluit kan worden getwijfeld. Appellante heeft niet binnen de termijn van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die afliep op 31 juli 2015, bezwaar gemaakt. Van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb is voorts geen sprake.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond voor zover verweerder daarbij het bezwaar tegen het primaire besluit 1 niet-ontvankelijk heeft verklaard;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond voor zover verweerder daarbij niet heeft beslist op het bezwaar tegen het primaire besluit 2;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt op het bezwaar van appellante tegen het primaire besluit 2, met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het door appellante in beroep betaalde griffierecht ten bedrage van in totaal € 331,- vergoedt.
mr. S.M. van Ditmarsch, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
3 maart 2017.