ECLI:NL:CBB:2017:65
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om handhaving tegen Rendac met betrekking tot de verwerking van een overleden paard
In deze zaak heeft appellante, een paardenhoudster, een verzoek ingediend bij de staatssecretaris van Economische Zaken om handhavend op te treden tegen Rendac, die verantwoordelijk was voor het ophalen en vernietigen van haar overleden paard. Appellante stelde dat zij niet op de hoogte was gesteld van de gang van zaken en dat Rendac niet conform de geldende regels had gehandeld. De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen concrete overtredingen waren aangetoond door appellante.
De staatssecretaris concludeerde dat Rendac, als ondernemer die verplicht is om dierlijke bijproducten te verwerken, aan haar verplichtingen had voldaan. Appellante had geen specifieke wettelijke overtredingen kunnen aanwijzen en haar verzoek om handhaving werd als ongegrond beschouwd. Tijdens de zitting op 17 januari 2017 zijn zowel appellante als verweerder niet verschenen.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in zijn uitspraak op 14 februari 2017 geoordeeld dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims. Het College stelde vast dat appellante niet had aangetoond dat Rendac in strijd had gehandeld met de relevante wet- en regelgeving. De afwijzing van het handhavingsverzoek werd daarom bevestigd, en het beroep van appellante werd ongegrond verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.