In deze zaak hebben verzoeksters, [naam 1] B.V. en [naam 2] S.A., bezwaar aangetekend tegen verschillende meldingen en documenten van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) die betrekking hebben op een recall-verplichting en tekortkomingen in hun HACCP-plan. De verzoeksters hebben op 16 en 19 oktober 2017 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, die deze verzoeken heeft doorgezonden naar het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. De voorzieningenrechter heeft op 20 november 2017 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter overweegt dat de bezwaarschriften van verzoeksters zijn gericht tegen mededelingen die niet als besluiten in de zin van de Awb kunnen worden gekwalificeerd. De meldingen op grond van het RASFF zijn informerend van aard en hebben geen rechtsgevolg. Evenzo zijn de mededelingen van de NVWA over de recall-verplichting en de tekortkomingen in het HACCP-plan niet gericht op rechtsgevolg. De voorzieningenrechter concludeert dat de bezwaarschriften naar verwachting niet-ontvankelijk zullen worden verklaard door de verweerder.
Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 november 2017.