Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 december 2017 op het hoger beroep van:
[naam 1] B.V., te [plaats 1] , appellante
(gemachtigde: mr. C. Okkerse),
[betrokkene] RA(betrokkene)
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een accountant die als bindend adviseur heeft opgetreden in een geschil tussen twee voormalige zakenpartners. De klacht, ingediend door [naam 1] B.V., betreft de onafhankelijkheid en de werkwijze van de accountant, die de opdracht had gekregen om de waarde van aandelen in [naam 6] B.V. vast te stellen en om een bindend oordeel te geven over rekening-courantverhoudingen. De accountantskamer had de klacht eerder ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging.
De procedure begon met een opdracht aan de accountant door de aandeelhouders van [naam 6] B.V. om de waarde van de aandelen vast te stellen. De accountant heeft zijn rapport op 5 juli 2016 gepresenteerd, waartegen appellante bezwaren heeft geuit. De accountantskamer oordeelde dat de accountant zijn werk niet onjuist had uitgevoerd en dat hij onafhankelijk en onpartijdig was gebleven. In hoger beroep heeft het College de argumenten van appellante beoordeeld, waarbij het College concludeerde dat de accountant voldoende beoordelingsvrijheid had en dat zijn keuzes in de waardering van de onderneming goed gemotiveerd waren.
Het College heeft vastgesteld dat de accountant niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat de klacht van appellante niet aannemelijk was gemaakt. De beslissing van de accountantskamer werd bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de rol van de accountant als bindend adviseur en de vereiste onafhankelijkheid en objectiviteit in dergelijke geschillen.