Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2017 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellant,
de Kamer van Koophandel, verweerster
Procesverloop
Overwegingen
20 april 2011 valt op te maken dat [naam 4] per 20 april 2011 als haar bestuurder is benoemd maar dat in de jaren daarna in de praktijk niet [naam 4] maar [naam 2] , waarvan [naam 4] mede-bestuurder is, als bestuurder van de VVE is opgetreden, zonder dat de VVE of een van de appartementsgerechtigden haar bevoegdheid in twijfel heeft getrokken of tegen haar optreden als bestuurder is opgekomen. Gelet hierop heeft de kantonrechter de vordering van appellant, anders dan appellant betoogt, op inhoudelijke gronden afgewezen. Verweerster heeft terecht het oordeel van de kantonrechter in het vonnis in kort geding van 4 juli 2016 aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Dit oordeel is nadien bevestigd in het vonnis van de kantonrechter van 9 februari 2017 in de bodemprocedure. De kantonrechter heeft overwogen dat appellant al jaren bekend is met het feit dat [naam 2] als bestuurder optreedt en dat hij naar eigen zeggen de kwestie in 2012 al aan de orde heeft gesteld. Door niet tijdig een verzoek om vernietiging in te dienen, staat volgens de kantonrechter vast dat [naam 2] bestuurder is. Tegen het vonnis van de kantonrechter van 9 februari 2017 is hoger beroep ingesteld doch hierop is nog niet beslist.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- draagt verweerster op het betaalde griffierecht van € 168,- aan appellant te vergoeden.