ECLI:NL:CBB:2017:481
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van betalingsrechten voor 2015 op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om de toewijzing van betalingsrechten voor het jaar 2015 aan V.O.F. [naam 1] en [naam 2]. De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft in eerdere besluiten, gedateerd 1 en 2 maart 2016, de aanvragen van [naam 2] om toewijzing van betalingsrechten en uitbetaling van vergroeningsbetalingen afgewezen. De reden hiervoor was dat [naam 2] niet voldeed aan de voorwaarden voor toewijzing van betalingsrechten, zoals vastgelegd in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Het bestreden besluit van 8 juli 2016 verklaarde het bezwaar van [naam 2] ongegrond.
Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoeren dat de aanvraag abusievelijk op het persoonlijke relatienummer van [naam 2] is ingediend, terwijl dit op naam van de VOF had moeten gebeuren. De VOF heeft nooit betalingsrechten ontvangen en er zijn in het verleden nooit op het relatienummer van de VOF betalingsrechten geregistreerd. Het College heeft vastgesteld dat zowel [naam 2] als de VOF in het verleden over toeslagrechten hebben beschikt, maar dat deze rechten in 2011 zijn vervallen. De aanvraag voor betalingsrechten voor 2015 is afgewezen omdat niet aan de voorwaarden werd voldaan, zoals gesteld in artikel 24 van Verordening 1307/2013.
Het College heeft geoordeeld dat de belangenafweging in dit geval niet aan de orde is, omdat de voorwaarden voor toewijzing van betalingsrechten voortvloeien uit een wettelijk voorschrift. De stelling van appellanten dat verweerder in andere gevallen wel betalingsrechten heeft toegekend, is niet onderbouwd. Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.