ECLI:NL:CBB:2017:469
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de subsidieverlening onder de Regeling LNV-subsidies en de voorwaarden voor geldleningen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de staatssecretaris van Economische Zaken. De appellant had een subsidie aangevraagd onder de Regeling LNV-subsidies, specifiek gericht op de Jonge Landbouwers. De staatssecretaris had echter de verleende subsidie op nihil vastgesteld, omdat de appellant niet zou hebben voldaan aan de voorwaarden van de regeling, met name de eis dat er een schriftelijke overeenkomst van geldlening met een looptijd van ten minste drie jaar moest zijn afgesloten met een bank, specifiek voor de investeringen waarvoor de subsidie was aangevraagd.
De appellant stelde dat hij wel degelijk aan deze voorwaarde voldeed, omdat hij een geldlening had afgesloten met het oog op de investeringen, ondanks dat deze lening was aangegaan voor de bouw van een vakantiewoning en niet voor de nieuwbouw van een vleesveestal, waarvoor de subsidie oorspronkelijk was verleend. Het College overwoog dat de voorwaarden van de Regeling duidelijk waren en dat de lening daadwerkelijk betrekking moest hebben op de investeringen waarvoor de subsidie was verleend. Aangezien de appellant niet had voldaan aan deze voorwaarden, werd het beroep ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de specifieke voorwaarden die aan subsidies zijn verbonden en dat het niet voldoende is om een lening aan te tonen die niet direct verband houdt met de gesubsidieerde activiteiten. Het College concludeerde dat de staatssecretaris terecht de subsidie op nihil had vastgesteld en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.