Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2017 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellante
de staatssecretaris van Economische zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Van deze controle is voorts een rapport, gedateerd 18 november 2016, opgemaakt. Dit toezichtrapport vermeldt, voor zover van belang, de volgende constateringen.
Ik zag dat achter de grote poort een tweede poort was met daarachter meteen een paard, ik herkende het paard als een Fries. Ik zag meteen dat dit te mager was en sinds mijn vorige bezoek van 9 september niet was aangekomen. Eerder was het dier magerder geworden. Ik zag dat de emmer waar het drinken in aangeboden werd omver lag en dat dit dier een klein beetje vertrapt hooi tot zijn beschikking had.
(…)
Zakelijk weergegeven verklaarde de desbetreffende dierenarts mij dat het voor (…..) de Fries noodzakelijk was om deze elders onder te brengen zodat zij de nodige zorg en voeding konden krijgen om op te knappen. Op verzoek van de dierenarts is er een collega dierenarts van een andere praktijk ter plaatse geweest welke desgevraagd verklaarde dat hij achter de beslissing stond, maar zich afvroeg of de rest van de dieren wel de nodige zorg krijgen.
(…)
Eveneens bij brief van 15 november 2016 heeft verweerder appellante bericht onder welke voorwaarden zij de betreffende dieren terug kan krijgen.
ECLI:NL:CBB:2016:430 (http://pi.rechtspraak.minjus.nl/deeplink/ecli?id=ECLI:NL:CBB:2016:430), heeft de voorzieningenrechter het verzoek van appellante tot teruggave van haar Friese paard, afgewezen.
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Ingevolge het tweede lid vermeldt de last onder bestuursdwang de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd.
10 november 2016, de opvangkosten van het paard van 10 november 2016 t/m 7 januari 2017 (incl. dierenartskosten) en het opstellen van een duplicaatpaspoort. De verkoopopbrengst van het paard en 50% van de transportkosten zijn in mindering gebracht .
19 november 2016 over zijn bezoek op 24 oktober 2016 dat met appellante een plan van aanpak is gemaakt om de conditie van de aanwezige paardachtigen te verbeteren, maar dit doet niet af aan de constateringen dat het Friese paard, twee maanden na de eerste controle, nog altijd te mager was en weinig tot geen voer werd aangetroffen op het desbetreffende perceel. Aan de opgelegde last was dus door appellante nog geen uitvoering gegeven.
Verweerder heeft ter zitting verklaard dat uit de kostenspecificaties van de dierenarts(en) zou moeten blijken wat de kosten voor het consult ten aanzien van het Friese paard bedragen. Deze kostenspecificaties zijn door verweerder echter niet overgelegd. Het College kan dan ook het door appellante aan verweerder verschuldigde bedrag vanwege de toepassing van bestuursdwang ten aanzien van het Friese paard niet vaststellen. In zoverre is het kostenbesluit ondeugdelijk gemotiveerd en in strijd met artikel 3:46 van de Awb.
Het College zal na ontvangst van de kostenspecificaties appellante in de gelegenheid stellen om binnen vier weken schriftelijk haar zienswijze te geven over de wijze waarop het gebrek is hersteld. In dat geval en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal het College in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
7. In afwachting van de uitkomst van de bestuurlijke lus houdt het College alle verdere beslissingen aan.
Beslissing
- houdt iedere verdere beslissing aan.