ECLI:NL:CBB:2017:427

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 november 2017
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
16/1176
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake proceskostenveroordeling en vernietiging van een bestreden besluit

In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, is het beroep van Rotie B.V. gegrond verklaard. De appellante had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken, dat op 3 november 2016 was genomen. In een eerdere tussenuitspraak van 2 augustus 2017 (ECLI:NL:CBB:2017:330) had het College de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken de geconstateerde gebreken in het besluit te herstellen. Echter, de staatssecretaris heeft binnen de gestelde termijn geen reactie gegeven, waardoor het College concludeert dat het bestreden besluit niet is hersteld en derhalve onrechtmatig is. Het College vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen uit de tussenuitspraak.

Daarnaast heeft het College bepaald dat de staatssecretaris het door appellante betaalde griffierecht van € 334,- dient te vergoeden. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 1.980,-. Deze kosten zijn berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij verschillende proceshandelingen zijn meegenomen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 november 2017 door mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van griffier mr. L.N. Foppen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 16/1176
11350

einduitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2017 in de zaak tussen

Rotie B.V., te Kerkrade, appellante

(gemachtigde: mr. J.C. Ozinga),

en

de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. F.L. Jagt).

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 2 augustus 2017 (ECLI:NL:CBB:2017:330) heeft het College verweerder opgedragen om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak de geconstateerde gebreken in het besluit van 3 november 2016 te herstellen dan wel een ander besluit daarvoor in de plaats te nemen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak.
Het College heeft binnen de gegeven hersteltermijn geen reactie van verweerder ontvangen.
Na afloop van de herstelmijn heeft het College het onderzoek met toepassing van artikel 8:51c, aanhef en onder b en artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht gesloten.

Overwegingen

1. Het College verwijst voor de voorgeschiedenis naar de tussenuitspraak.
2. Aangezien het College geen reactie van verweerder heeft ontvangen, heeft verweerder niet voldaan aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht. Dat betekent dat het bestreden besluit niet is hersteld. Uit de tussenuitspraak volgt reeds dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is derhalve gegrond en het College zal het bestreden besluit vernietigen. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen. Het College stelt hiervoor een termijn van acht weken.
3. Omdat het College het beroep gegrond verklaart, bepaalt het College dat verweerder aan appellante het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
4. Het College veroordeelt verweerder in de door appellante gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.980,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting in bezwaar, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de tussenuitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van
€ 1.980,-;
- bepaalt dat verweerder het door appellante betaalde griffierecht van € 334,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2017.
w.g. H.S.J. Albers w.g. L.N. Foppen