Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2017 in de zaak tussen
Rotie B.V., te Kerkrade, appellante
(gemachtigde: mr. J.C. Ozinga),
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Ook aan de hygiëne-eisen van afdeling 2, van hoofdstuk II, van bijlage IX wordt niet voldaan. Deze eisen moeten worden geïnterpreteerd in het licht van de termen ‘voorkomen van verspreiding van ziekteverwekkers’ en ‘adequate opslag’. Wanneer de te openen vaten worden opgeslagen in een open ruimte is het mogelijk dat dieren bij de vaten met etensresten komen, en dat is strijdig met afdeling 2.
Verweerder volgt appellante niet in de stelling dat het begrip bedrijfsruimte onjuist is uitgelegd. Bij het beoordelen van ‘adequate opslag’ moeten de bouwtechnische staat van de opslagfaciliteit, de manier van opslag, de fysieke staat van de recipiënten, de hygiëne, de ongediertebestrijding en de opslagtemperatuur worden meegewogen. De hygiëne-eisen zien op de staat van het gebouw waar de opslag en hantering van DBP plaatsvindt, de overige inrichting van het terrein doet hieraan niet af. In het gebouw kunnen in deze setting dieren binnenkomen en dat is onwenselijk in het geval van het hanteren van DBP. Daarom wordt de eis gesteld dat er naast een dak ook muren en een deur in het pand aanwezig moeten zijn. Dit volgt ook uit de context van de Verordening (EU) nr. 142/2011. Als referentie kan worden verwezen naar slachthuizen: dit zijn ook gesloten gebouwen en is een verwijzing naar ‘gebouwen’ in punt 1 van Hoofdstuk II van bijlage IX.
Algemene eisen
Hygiëne-eisen
Beslissing
- draagt verweerder op om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak de onder punt 5.3 geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen dan wel een ander besluit daarvoor in de plaats te nemen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.