Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 februari 2017 op het hoger beroep van:
[naam] , te [plaats] , appellant
(gemachtigde: mr. J. Engels),
de minister van Economische Zaken,
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, een etherpiraat, had hoger beroep ingesteld tegen een bestuurlijke boete van € 4.750,- die hem was opgelegd door de minister van Economische Zaken wegens overtreding van de Telecommunicatiewet. De boete was opgebouwd uit een basisboete van € 2.500,- voor het gebruik van een vaste antenne-installatie, verhoogd met opslag voor het geografisch bereik en de mogelijke storing van legale FM-omroepen. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en het College bevestigde deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 22 december 2016 was de appellant niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. J. Engels, was wel aanwezig. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. S. Hamstra. De appellant betwistte de overtreding niet, maar voerde aan dat de boete buitensporig was en dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met zijn financiële situatie en de omstandigheden van de overtreding. Het College oordeelde dat de boete in overeenstemming was met de vaste gedragslijn van de minister en dat er geen aanwijzingen waren dat de boete niet was afgestemd op de ernst van de overtreding.
Het College concludeerde dat de appellant geen nieuwe gegevens had overgelegd die zijn financiële situatie zouden kunnen veranderen en dat zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel niet was onderbouwd. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.