ECLI:NL:CBB:2017:408

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 november 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
16/907 ea
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vertrouwelijkheid van gedingstukken in bestuursrechtelijke procedures

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 13 november 2017, zijn verschillende appellanten in beroep gegaan tegen methodebesluiten van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) voor de jaren 2017-2021. De ACM heeft vertrouwelijke versies van gedingstukken overgelegd en verzocht om beperking van de kennisneming van deze stukken op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College heeft de taak om te beoordelen of deze beperking gerechtvaardigd is.

Het College overweegt dat ACM zich ten onrechte beroept op artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) met betrekking tot bijzondere persoonsgegevens. Het College stelt vast dat de weggelakte gedeeltes geen bijzondere persoonsgegevens bevatten. Daarnaast is ACM's beroep op geheimhouding van bedrijfs- en fabricagegegevens ook niet gegrond, omdat de belangenafweging niet in het voordeel van ACM uitvalt. Het College benadrukt dat openbaarmaking van relevante informatie essentieel is voor een eerlijk proces en dat de belangen van de partijen in gelijke mate moeten worden gewaarborgd.

De beslissing van het College houdt in dat de beperking van de kennisneming van bepaalde stukken gerechtvaardigd is, terwijl andere stukken niet onder deze beperking vallen. Het College verzoekt de appellanten en derde partijen om binnen twee weken schriftelijk aan te geven of zij instemmen met de uitspraak op basis van de vertrouwelijke stukken. Tevens wordt ACM opgedragen om binnen twee weken een nieuwe versie van de stukken aan te leveren. Deze uitspraak benadrukt het belang van transparantie in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak om belangen zorgvuldig af te wegen.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 16/907, 16/911, 16/902, 16/903, 16/904, 17/409, 17/410
18400 en 18050
beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaken tussen
Netbeheer Nederland, (Netbeheer Nederland) (gemachtigden: mrs. J.E. Janssen en S.M. Dielemans-Goossens),
TenneT TSO B.V.(gemachtigden: mrs. J.Th.A. Keijzer en C.H.R.M. van der Hoeven),
[naam 1]( [naam 1] ) (gemachtigde: [naam 4] ),
Gas Transport Services B.V.(GTS) (gemachtigde: mr. A.A. Kleinhout)
en

Autoriteit Consument en Markt, (ACM), verweerster

(gemachtigden: mrs. E.W.T.M. van Leeuwen en K.W. Pill).
Als derde-partijen hebben in de zaken 16/902, 16/903, 16/904, naast [naam 1] , deelgenomen:
[naam 3]( [naam 3] ) (gemachtigden: [naam 5] en [naam 6] ).
Als derde-partijen hebben in de zaak 16/907, GTS, [naam 1] en [naam 3] deelgenomen.
Als derde-partijen hebben in de zaak 16/911, naast [naam 1] en [naam 3] , deelgenomen:
Westland Netbeheer B.V.(gemachtigde: mr. R.C. Berg).
Als derde-partijen hebben in de zaak 17/409 naast GTS, Netbeheer Nederland, [naam 3] deelgenomen:
[naam 2]( [naam 2] ) (gemachtigde: [naam 7] ).
Als derde-partijen hebben in de zaak 17/410 deelgenomen: [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] .

Procesverloop

Appellanten hebben beroep ingesteld tegen verschillende methodebesluiten 2017-2021 van ACM.
ACM heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de volgende stukken:
 inventarislijst dossier 15.0376.29 - ME2017 WACC Netbeheerders
stukken 27, 32, 42, 44, 49, 52, 53, 54

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
2. ACM heeft zich op het standpunt gesteld dat de weggelakte gedeeltes van de stukken 32, 42, 52, 53, 54 vertrouwelijk zijn omdat deze stukken gegevens bevatten als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder e van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) en/of bijzondere persoonsgegevens in de zin van artikel 10, eerste lid, onder d van de Wob.
3.1
Het College overweegt hiertoe dat ACM zich ten onrechte beroept op artikel 10, eerste lid, onder d van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Die bepaling heeft immers enkel betrekking op zogenoemde bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, te weten gegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele voorkeur, alsmede persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap van een vakvereniging. Van dergelijke bijzondere persoonsgegevens is hier geen sprake.
3.2
ACM beroept zich in dit verband eveneens tevergeefs op artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob. Geheimhouding van persoonsgegevens vanwege de in die bepaling genoemde eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, vergt een afweging van belangen. ACM heeft geen zwaarwegende redenen aangevoerd op grond waarvan het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zwaarder dient te wegen dan het belang van de ongehinderde toegang tot het procesdossier voor alle procespartijen.
4. ACM heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de stukken 27, 44 en 49 vertrouwelijk zijn omdat het bedrijfs- en fabricagegegevens in de zin van artikel 10, eerste lid, en onder c, van de Wob bevat dan wel als vertrouwelijk moet worden aangemerkt gelet artikel 10, eerste lid, onder c en het tweede lid, onder g van de Wob. Door openbaarmaking van deze (passages) van documenten zal het betreffende bedrijf onevenredig worden benadeeld doordat anderen (concurrenten) kennis kunnen nemen van gevoelige informatie over de strategie en/of bedrijfsvoering.
5.1
Deze door het College te nemen beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar tegenover staat dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl
ACM er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie, waaronder concurrentiegevoelige gegevens, aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft. Onder concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens vallen ook gegevens die, hoewel zelf niet als bedrijfsgegevens aan te merken, niettemin inzicht kunnen bieden in de door betrokkene(n) voorgestane (markt)strategie.
5.2
Het College is van oordeel dat deze stukken bedrijfsvertrouwelijke gegevens of gegevens bevatten waaruit (een deel van) de marktstrategie van betrokkenen zou kunnen worden afgeleid, zo al niet zonder meer sprake is van concurrentiegevoelige gegevens. Deze vertrouwelijkheid dient te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de gegevens zal kunnen leiden, terwijl kennisneming van deze informatie door de partij die er niet over beschikt niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten.
6. Het College kan alleen met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die stukken uitspraak doen. Die toestemming is niet nodig voor een stuk dat een partij al kent.
Appellanten en derde partijen worden verzocht om binnen twee weken na heden schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de onder 4. genoemde stukken, voor zover zij deze stukken niet kennen, uitspraak doet op de beroepen.
Het College stuurt de onder 2. genoemde stukken terug aan ACM. ACM is verplicht deze stukken in te sturen en dient binnen twee weken na de verzending van deze beslissing een nieuwe versie van deze stukken aan het College en de andere partijen toe te sturen. Stuurt ACM een of meer stukken niet in, dan kan het College daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen.

Beslissing

Het College:
- beslist dat beperking van de kennisneming van de onder 4. genoemde stukken gerechtvaardigd is;
- verzoekt appellanten en derde-partijen om binnen twee weken na heden schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van die stukken uitspraak doet op de beroepen, voor zover zij deze stukken niet kennen;
- beslist dat beperking van de kennisneming van de 2 genoemde stukken niet gerechtvaardigd is;
- bepaalt dat de documenten genoemd onder het vorige aandachtsstreepje worden teruggezonden aan ACM;
- verzoekt ACM binnen twee weken na heden een nieuwe versie van deze stukken aan het College en de andere partijen toe te sturen.
Aldus genomen door mr. H.S.J. Albers, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Beishuizen als griffier, op
w.g. H.S.J. Albers w.g. P.M. Beishuizen