1.5Appellante heeft bij haar brief aan verweerder van 4 april 2016 uiteengezet dat CRV u.a. niet aan het Fokkerijbesluit en de Europese regelgeving daaromtrent voldoet. Appellante wijst op de brief van verweerder van 4 augustus 2015 aan CRV u.a. waarin verweerder het voornemen kenbaar heeft gemaakt om over te gaan tot intrekking van de erkenning. In die brief heeft verweerder, onder meer, samengevat, medegedeeld dat het uitbesteden van de aan CRV u.a. op grond van de aan haar verleende erkenning toegekende taken voor het bijhouden van een stamboek aan CRV B.V., die zelf belangen heeft in de handel van dieren en hun genetisch materiaal, niet in overeenstemming is met de voor de erkenning geldende regelgeving. Bij brief van 17 februari 2016 heeft verweerder vervolgens echter aan CRV u.a. medegedeeld niet over te gaan tot intrekking van de erkenning. Uit deze brief wordt appellante echter niet duidelijk of CRV u.a. naar verweerders mening nu toch voldoet aan de voornoemde regelgeving. Appellante neemt aan dat zulks niet het geval is, reden waarom zij verzoekt om handhaving.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder medegedeeld dat appellante geen concurrent is van CRV u.a. en daarom niet als belanghebbende bij een handhavingsbesluit jegens CRV u.a. kan worden aangemerkt. Verweerder wijst erop dat CRV u.a. is erkend voor het bijhouden van stamboeken voor 26 runderrassen, voor de reglementering van prestatieonderzoek en voor de reglementering van fokwaardeschatting van runderen. Appellante is hiervoor niet erkend en voert op deze gebieden geen activiteiten uit, zodat appellante geen concurrent is van CRV u.a. Wel is appellante evenals CRV B.V. erkend als runderspermawincentrum. Verweerder is van mening dat appellante slechts een concurrent is van CRV B.V., omdat beide bedrijven handelen in rundersperma. Verweerder heeft de erkenning echter verleend aan CRV u.a. en niet aan CRV B.V. Op grond van de Europese en nationale fokkerijregelgeving is het niet verboden dat CRV u.a. de taken waarvoor zij is erkend, uitbesteedt aan CRV B.V., die concurrent is van appellante. Voor verweerder staat voldoende vast dat CRV u.a. de verantwoordelijkheid en controle behoudt over de aan CRV B.V. uitbestede taken.
3. Appellante voert het volgende aan. CRV u.a. is erkend om een stamboek bij te houden ten aanzien van het ras (Holstein zwart- en roodbont) waarin appellante handelt. Appellante is, als veefokker in dit ras, professioneel gebruiker, deelnemer en contractant van dat stamboek. Appellante moet voor een behoorlijke uitvoering van haar werkzaamheden als ki-organisatie steeds bedrijfsgevoelige gegevens uitwisselen met de beheerder van het stamboek. Appellante verzoekt derhalve om handhaving van de regels die mede strekken tot bescherming van de integriteit en transparantie van de fokkerijmarkt waarop zij opereert en van de gegevens waarvan zij afhankelijk is voor haar bedrijfsvoering. Daarmee is haar belanghebbendheid bij haar verzoek om handhaving van die regels gegeven.
Het belang van appellante wordt ook concreet getroffen, nu de normschending eruit bestaat dat CRV u.a. het feitelijke beheer van het stamboek heeft opgedragen aan CRV B.V. CRV B.V. is een commerciële partij en bovendien de grootste concurrent van appellante.
Er is bovendien sprake van een sterke verwevenheid van CRV u.a. en CRV B.V.; zelfs zodanig dat verweerder in zijn brief van 4 augustus 2015 het vermoeden heeft uitgesproken dat CRV u.a. in feite ook zélf de onderhavige markt betreedt. Illustratief is dat CRV u.a. en CRV B.V. over en weer elkaars handelsnamen gebruiken en CRV u.a. blijkens haar jaarverslag voor 80% aandeelhouder is van CRV Holding B.V., die op haar beurt 100% van de aandelen in CRV B.V. bezit. CRV u.a. heeft derhalve indirect de volledige zeggenschap in CRV B.V. en kan dus ook beschikken over het resultaat uit die onderneming. Als gevolg van deze verwevenheid en het feit dat CRV B.V. het stamboek feitelijk beheert, verschaffen CRV B.V./CRV u.a. zich een aanmerkelijk concurrentievoordeel. CRV B.V. kan immers eerder over de stamboekgegevens beschikken en bovendien over méér gegevens dan al haar concurrenten. De tandem CRV B.V./CRV u.a. doet in de praktijk ook merkbaar haar voordeel met die bevoorrechte positie. Zo is CRV B.V. dankzij haar informatievoorsprong bijvoorbeeld in staat om jonge stieren op te kopen die op basis van de aangeleverde gegevens veelbelovend zijn, zodat deze stieren al van de markt zijn voordat andere fokkers kennis hebben kunnen nemen van die gegevens. Van die mogelijkheid wordt door haar ook veelvuldig gebruik gemaakt. Daarnaast worden aan appellante stelstelmatig delen van fokwaardeschattingen onthouden waarover CRV B.V. wel kan beschikken. Fokwaarden die betrekking hebben op stieren uit de programma’s van appellante worden niet gepubliceerd. Appellante ontvangt voorts in het geheel geen genomische fokwaarden van haar stieren, terwijl CRV B.V. daarover wel kan beschikken. Deze en dergelijke oneigenlijke concurrentievoordelen van CRV B.V./CRV u.a. kunnen zich uitsluitend realiseren, omdat CRV u.a. de wettelijke voorschriften met betrekking tot het beheer van het stamboek schendt. Appellante heeft er belang bij dat op de fokkerijmarkt waarin zij opereert een level playing field bestaat waarop eerlijke concurrentieverhoudingen heersen. De regels waarvan appellante handhaving verzoekt strekken er mede toe om dat te waarborgen.
4. Verweerder stelt dat appellante niet is erkend op grond van het Fokkerijbesluit. Zij handelt in rundersperma en voert ki-activiteiten uit. Het verzoek om handhavend op te treden heeft betrekking op de activiteiten van CRV u.a. als stamboekorganisatie. Verweerder verbindt daaraan de conclusie dat appellante actief is op een ander marktsegment en geen concurrent is van CRV u.a. en ook overigens niet kan worden gezien als een rechtstreeks belanghebbende bij het wel of niet handhaven jegens CRV u.a. De omstandigheid dat appellante gebruik maakt van diensten en producten van CRV u.a. levert haar slechts een afgeleid belang op. Daarnaast geldt volgens verweerder dat de normen die zijn neergelegd in het Fokkerijbesluit niet strekken tot bescherming van de belangen van appellante, zodat geen sprake is van relativiteit, waardoor handhavend optreden achterwege dient te blijven.
5. CRV u.a. onderschrijft het standpunt van verweerder. Appellante is niet actief in hetzelfde marktsegment omdat zij geen stamboek bijhoudt, geen prestatieonderzoeken reglementeert en uitvoert en geen fokwaardeschattingen uitvoert. Zij beschikt niet over een erkenning ter zake.
Van vermenging tussen CRV u.a. en CRV B.V. is geen sprake. Dat CRV u.a. de administratieve taak van verzending van bepaalde facturen heeft uitbesteed aan CRV B.V. doet daar niet aan af.
CRV u.a. wijst erop dat het ten aanzien van DNA-testen en het op basis daarvan berekenen van fokwaarden gaat om een wereldmarkt. Bij meerdere leveranciers kan men op basis van een paar runderharen een DNA-profiel laten maken. Die genotypering kan vervolgens worden gebruikt om een schatting te maken van de fokwaarde van het rund. Dergelijke fokwaardeschattingen kunnen worden gebruikt in Nederland maar ook in andere landen.
CRV u.a. wijst erop dat de officiële fokwaardeschattingen voor stieren in Nederland worden gepubliceerd door de onafhankelijke Stichting GES en niet door CRV u.a. of CRV B.V.
Ten slotte betoogt CRV u.a. dat sprake is van een verkapt bezwaar tegen het besluit van verweerder van 17 februari 2016 om af te zien van de intrekking van de erkenning van CRV u.a. Uit het handhavingsverzoek van appellante blijkt dat zij met dat verzoek stelt dat verweerder op 17 februari 2016 een ander besluit had moeten nemen. De termijn om tegen dat besluit bezwaar aan te tekenen heeft appellante ongebruikt laten verlopen.