ECLI:NL:CBB:2017:383
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.C. Stam
- E.R. Eggeraat
- H.A.A.G. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Subsidievaststelling en niet-subsidiabele kosten in het kader van de Regeling LNV-subsidies
In deze zaak gaat het om de subsidievaststelling van een appellant die een subsidie had aangevraagd op grond van de Regeling LNV-subsidies voor investeringen in milieuvriendelijke maatregelen. De appellant had in 2012 subsidie aangevraagd voor de bewerking en verwerking van dierlijke mest, waarvoor eerder een subsidie van € 100.000,- was verleend. Bij de vaststelling van de subsidie door de staatssecretaris van Economische Zaken, werd een bedrag van € 40.002,91 vastgesteld. De appellant was het niet eens met deze vaststelling en heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de appellant kosten had opgevoerd die niet waren opgenomen in de oorspronkelijke aanvraag om subsidieverlening. Dit betrof een bedrag van € 85.000,- voor werkzaamheden die niet als subsidiabel werden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat deze kosten niet subsidiabel waren, omdat ze niet waren opgenomen in de aanvraag. De appellant had betoogd dat de werkzaamheden noodzakelijk waren voor de installatie, maar dit werd door de rechtbank niet gevolgd.
Daarnaast was er een sanctie toegepast op de subsidievaststelling, omdat de appellant te hoge kosten had opgegeven. De rechtbank bevestigde dat de staatssecretaris op basis van de Europese regelgeving terecht een sanctie had toegepast, omdat het verschil tussen de opgegeven en vastgestelde subsidie meer dan 10% bedroeg. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.