5.2Het College is van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden van dit geval, het opleggen van een boete aan appellante van € 100.000,- niet evenredig is. Daartoe neemt het College in aanmerking dat uit het onderzoek van AFM blijkt dat in een periode van een half jaar door negentien consumenten voor in totaal € 420.000,- in [naam 3] is ingelegd. Dat is substantieel, maar voor dergelijke zaken niet een groot bedrag. AFM heeft niet nader onderzocht in hoeverre de overtreding van appellante daadwerkelijk heeft geleid tot marktverstoring. Evenmin heeft AFM deugdelijk gemotiveerd dat het aanbieden van participaties in [naam 3] voor consumenten nadelige gevolgen heeft gehad. Het College acht, alle relevante omstandigheden van het geval in ogenschouw genomen, waaronder ook de op grond van omzet bepaalde omvang van appellante en de beperkte kans op herhaling, een boete van € 25.000,- passend en geboden. Hetgeen appellante heeft aangevoerd met betrekking tot haar beperkte draagkracht, biedt naar het oordeel van het College onvoldoende grond voor de conclusie dat appellante een boete van € 25.000,- niet kan dragen. Voor een verdergaande matiging van de boete bestaat daarom geen aanleiding.
6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking. Het College zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep alsnog gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen voor zover daarbij de hoogte van de bij het primaire besluit opgelegde boete is gehandhaafd en, zelf in de zaak voorziend, de hoogte van de boete vaststellen op € 25.000,-.
7. Het College veroordeelt AFM in de door appellante gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.970,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 495, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting bij de rechtbank, 1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting bij het College, met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1).
8. AFM zal tevens het door appellante betaalde griffierecht in beroep (€ 331,-) en hoger beroep (€ 503,-) dienen te vergoeden.