Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam] , te [plaats] , appellant
de staatssecretaris van Economische Zaken, de staatssecretaris
Procesverloop
Beslissing
Overwegingen
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2017.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 juni 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een appellant die een geldsom van € 17.952,- opgelegd had gekregen op basis van de Regeling Fosfaatreductieplan 2017. De staatssecretaris van Economische Zaken had dit besluit genomen, waartegen de appellant bezwaar had gemaakt en om een voorlopige voorziening had verzocht. Tijdens de zitting was de appellant aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat er geen sprake was van een situatie die onverwijlde spoed vereiste, zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter gaf aan dat, hoewel er een voorlopig oordeel werd gegeven over de rechtmatigheid van het primaire besluit, dit oordeel het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gronden van de appellant, waaronder de onbevoegdheid van de staatssecretaris en de wettelijke grondslag van de Regeling, niet voldoende waren om het primaire besluit te schorsen.
Daarnaast werd opgemerkt dat de staatssecretaris de gelegenheid had geboden aan de appellant om aan te tonen dat hij in vergelijkbare omstandigheden verkeert als andere melkveehouders, maar dat de appellant deze gelegenheid niet wilde afwachten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was van liquiditeitsproblemen die aanleiding zouden geven voor het treffen van een voorlopige voorziening. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.