In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 juli 2017, zaaknummer 16/349, staat de nacalculatie 2014 van een zorgaanbieder centraal. Appellante, een zorgaanbieder, heeft bezwaar gemaakt tegen de tariefbeschikking van de Nederlandse Zorgautoriteit, die de nacalculatie 2014 in het budget van appellante had verwerkt. De zorgaanbieder stelde dat de overproductie van zorg in 2014, die resulteerde in een budgetoverschrijding, niet als bijzondere omstandigheid werd erkend door de verweerster. De zorgaanbieder voerde aan dat de combinatie van hoofd- en onderaannemerschap en de overheveling van verpleging naar de Zorgverzekeringswet bijzondere omstandigheden vormden die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. De verweerster, de Nederlandse Zorgautoriteit, handhaafde echter het vastgestelde bedrag aan aanvaardbare kosten en wees het verzoek om vergoeding van de overproductie af. Het College oordeelde dat de door appellante aangevoerde omstandigheden niet als bijzonder konden worden aangemerkt en dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het tijdig inschatten van de benodigde zorg. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en de uitspraak benadrukte dat het systeem van macrobudgettering in de AWBZ niet onrechtmatig is. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 juli 2017.