5. De beoordeling van de geschillen
Budget 2007
5.1 Voor het budget van appellante in 2007 zijn relevant de tariefbeschikking van 19 december 2007 die is genomen in het kader van de oktoberronde 2007, het besluit van 27 december 2007 tot afwijzing van het verzoek van het zorgkantoor om de mogelijkheid te bieden na 15 oktober 2007 aanvullende budgetverzoeken voor appellante en RAZ in te dienen, en de tariefbeschikking van 3 februari 2009 die is genomen ten behoeve van nacalculatie op het budget in 2007.
5.2 Verweerster heeft het tegen de tariefbeschikking van 19 december 2007 gemaakte bezwaar primair niet-ontvankelijk en subsidiair ongegrond verklaard. Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het primaire besluit plaats. Hieruit volgt dat indien het bestuursorgaan van oordeel is dat niet aan de voorwaarden voor ontvankelijkheid is voldaan, het in dat kader niet meer aan een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar kan toekomen. Het door verweerster gekozen dictum verdraagt zich hiermee niet. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit waarbij is beslist op het bezwaar van appellante tegen de tariefbeschikking van 19 december 2007 dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:11, eerste lid, Awb. Het College ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb zelf in de zaak te voorzien en het bezwaar van appellante tegen de tariefbeschikking van 19 december 2007 ongegrond te verklaren. Uit de navolgende beoordeling van de beroepsgronden blijkt namelijk dat namelijk dat dit bezwaar geen doel treft.
De tariefbeschikking van 19 december 2007 is genomen met inachtneming van de beleidsregel Contracteerruimte 2007. Voor zover het beroep van appellante zich richt tegen het in deze beleidsregel vervatte systeem van macrobudgettering, resulterend in de jaarlijkse vaststelling van contracteerruimte, overweegt het College onder verwijzing naar de uitspraken van 30 december 2009 en 5 oktober 2011 (bijvoorbeeld AWB 08/98 en AWB 09/137 <www.rechtspraak.nl> LJN: BL5633 en BU1575), dat dit systeem niet onrechtmatig of anderszins onaanvaardbaar kan worden geacht.
Het beroep van appellante geeft verder geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerster door de in de beleidsregel Contracteerruimte 2007 opgenomen uiterste indieningsdatum van 15 oktober 2007 voor verzoeken van zorgkantoren om contracteerruimte over te hevelen, buiten de grenzen van een redelijke beleidsbepaling is getreden. Het College overweegt daartoe dat, zoals verweerder in de bestreden besluiten heeft toegelicht, deze uiterste datum is gesteld om na de oktoberronde de regionale en landelijke contracteerruimte op basis van alle productieafspraken van circa 1600 zorgaanbieders vast te kunnen stellen. Het College neemt verder in aanmerking dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze uiterste datum in de praktijk op onoverkomelijke praktische problemen stuit.
Appellante en het zorgkantoor hebben in hun verzoek in het kader van de oktoberronde 2007 verweerster verzocht het budget vast te stellen op € 26.745.000,-. Op grond van de beleidsregel Contracteerruimte 2007 heeft verweerster dit verzoek terecht gehonoreerd. Verweerster heeft in de omstandigheid dat appellante in het kader van de herschikking 2006 een vergoeding is toegekend terecht geen aanleiding gezien om af te wijken van de beleidsregel Contracteerruimte 2007. De desbetreffende vergoeding is gebaseerd op de beleidsregel Verrekening gerealiseerde productie 2006 (herschikking; CA-173).
Uit onderdeel 2 van deze beleidsregel volgt dat deze een eenmalige mogelijkheid bood voor het maken van aanvullende productieafspraken na 15 oktober vanwege de specifieke knelpuntensituatie in de AWBZ in 2006. Dit betekent dat aan deze beleidsregel geen rechten voor voorafgaande of opvolgende jaren kunnen worden ontleend. Dat het zorgkantoor appellante bij brief van 13 december 2006 heeft meegedeeld het garantiebudget te herzien, zodra verweerster besluit ten gunste van appellante financiële middelen toe te voegen aan de contracteerruimte, kan appellante evenmin baten. Deze mededeling van het zorgkantoor - wat daarvan ook zij - bindt verweerster namelijk niet.
5.3 Ten aanzien van het besluit van 27 december 2007 waarbij het verzoek van het zorgkantoor is afgewezen om de mogelijkheid te geven aanvullende budgetverzoeken voor appellante en RAZ na 15 oktober 2007 in te dienen, overweegt het College het volgende. Uit onderdeel 2.3.1 van de beleidsregel Indieningstermijnen volgt dat aanvullende budgetverzoeken ingediend na de uiterste inzenddatum van 15 oktober niet meer kunnen leiden tot een mutatie van de budget van jaar t. Deze aanvullende budgetverzoeken worden zonder inhoudelijk oordeel afgewezen. Aan dit onderdeel van de beleidsregel Indieningstermijnen ligt blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting de overweging ten grondslag dat tijdig in het begrotingsjaar het beslag van de AWBZ-zorg op de beschikbare regionale en landelijke contracteerruimte in dat jaar moet kunnen worden vastgesteld, waarbij de productieafspraken van een zeer groot aantal zorgaanbieders moeten worden verwerkt. Zoals hiervoor overwogen (§ 5.2) is verweerster met het vaststellen van deze uiterste datum niet buiten de grenzen van een redelijke beleidsbepaling getreden. Verweerster heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat voormeld onderdeel zich verzet tegen inwilliging van het verzoek van het zorgkantoor, nu dat is ingediend na 15 oktober 2007.
Voor zover appellante heeft betoogd dat verweerster van de beleidsregel Indieningstermijnen had moeten afwijken, overweegt het College het volgende.
Blijkens het verweerschrift in zaak AWB 09/330 is het gebruikelijk dat een zorgaanbieder die bovenregionaal werkzaam is productieafspraken maakt met het zorgkantoor in de regio waar de zorgaanbieder haar zetel heeft, in dit geval Utrecht. Appellante was als bovenregionale zorgaanbieder derhalve aangewezen op het zorgkantoor Utrecht voor het maken van productieafspraken. Zij heeft evenwel niet aannemelijk gemaakt dat deze omstandigheid er aan in de weg stond om vóór 15 oktober een aanvullende productieafspraak in te dienen. De omstandigheid dat het zorgkantoor, blijkens voornoemd verzoek van 13 november 2007 na de oktoberronde heeft geconstateerd dat er regionaal contracteerruimte resteert en verweerster toen heeft verzocht de mogelijkheid te bieden voor een aanvullende budgetverzoek, heeft verweerster niet hoeven aanmerken als een bijzondere omstandigheid die overschrijding van de indieningstermijn rechtvaardigt.
Gezien het voorgaande heeft verweerster terecht geen aanleiding gezien van de beleidsregel Indieningstermijnen af te wijken en heeft zij het bezwaar van appellante tegen het besluit van 27 december 2007 terecht ongegrond verklaard.
5.4 Het bezwaarschrift tegen de tariefbeschikking van 3 februari 2009 die is genomen ten behoeve van de nacalculatie op het budget in 2007 is voor het begin van de bezwaartermijn ingediend. Verweerster is er terecht van uitgegaan dat dit bezwaarschrift op voet van artikel 6:10, eerste lid, onder b, Awb voor inhoudelijke behandeling in aanmerking komt.
Op het budget van appellante wordt ingevolge onderdeel 3.2 van de beleidsregel Aanvaardbare kosten volledig nagecalculeerd op basis van de gerealiseerde productie, waarbij het totaalbedrag van de totaal gehonoreerde productieafspraak de bovengrens is. Gelet op de afwijzing van het verzoek van het zorgkantoor om de mogelijkheid te bieden voor appellante en RAZ na 15 oktober 2007 aanvullende budgetverzoeken in te dienen, wordt het totaalbedrag van de gehonoreerde productieafspraak en daarmee de bovengrens voor de nacalculatie in dit geval gevormd door het budget van € 26.745.000,- zoals dat in de oktoberronde is vastgesteld. Blijkens het verweerschrift in zaak AWB 09/1016 heeft verweerster bij de nacalculatie op het budget van appellante in de tariefbeschikking van 3 februari 2009 per abuis niet dit bedrag, maar een bedrag van € 26.874.609,- als bovengrens gehanteerd. Verweerster zal deze vergissing die in het voordeel van appellante is, niet corrigeren. Verweerster heeft terecht geen aanleiding gezien om in verdergaande mate ten gunste van appellante van de beleidsregel Aanvaardbare kosten af te wijken. Zij heeft het bezwaar tegen de tariefbeschikking van 3 februari 2009 dan ook terecht ongegrond verklaard.