In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de staatssecretaris van Economische Zaken. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De appellant stelde dat hij het bezwaarschrift op 11 mei 2016 ter post had bezorgd, maar kon geen bewijs overleggen dat dit ook daadwerkelijk was gebeurd. De termijn voor het indienen van het bezwaarschrift eindigde op 12 mei 2016, maar het bezwaarschrift werd pas op 17 mei 2016 door de staatssecretaris ontvangen. De enveloppe was afgestempeld op 16 mei 2016, wat bevestigde dat het bezwaarschrift te laat was verzonden. Het College oordeelde dat er geen omstandigheden waren die erop wezen dat de indiener niet in verzuim was geweest. De appellant had geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat hij het bezwaarschrift tijdig had verzonden, en het College moest uitgaan van de datumstempel van PostNL. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.